Acht dominees op de velden

Uitzenden van predikanten is belangrijk voor voortgang zendingswerk


De eerste zendingswerker van onze zending was predikant. En wie zich verdiept in de zendingsgeschiedenis komt heel wat zendingspredikanten tegen. Waarom zijn zendingspredikanten nodig? Kunnen andere werkers die taken niet uitvoeren?

Door Just van Toor

Wat is de bijbelse grond voor uitzending?

De Heere Jezus gaf de zendingsopdracht aan de apostelen. De apostelen waren direct door Hem gekozen, geroepen en gezonden. Naast deze kring dienden al snel evangelisten die het Evangelie verkondigden, sacramenten bedienden en gemeenten stichtten. We kunnen natuurlijk deze beginsituatie van de kerk niet direct doortrekken naar onze tijd. De generale synode heeft de vraag beantwoord of zendingswerkers die als kerkenwerker of evangelist zijn uitgezonden een ambtelijke status zouden moeten hebben. De conclusie was dat de uitgezonden evangelisten onder ambtelijke verantwoordelijkheid van het deputaatschap vallen. Dat geeft hun dus door de uitzending vanuit hun gemeente de kerkelijke volmacht voor hun functioneren. Slechts in uitzonderingen waarin de noodzaak helder is aangetoond, kan ambtelijke volmacht verkregen worden door bevestiging in een ambt in de zendende gemeente. Intussen is het zo dat het werk op de zendingsvelden roept om zendingspredikanten die met ambtelijke volmacht Gods Woord verkondigen en de sacramenten bedienen. Tegelijkertijd leert de praktijk van alle eeuwen dat zogenoemde helpers een belangrijke rol spelen in de voortgang van het zendingswerk.

Wanneer een zendingspredikant?

Zendingspredikanten kunnen in elke fase van het zendingswerk actief zijn. De opdracht van Paulus was het Evangelie te verkondigen waar de Naam van Christus niet eerder was genoemd (Rom. 15: 20). Maar we lezen ook dat hij na het aanstellen van ouderlingen later weer terugkwam in de jonge gemeenten. In verschillende situaties is een zendingspredikant echt noodzakelijk. Naast de kerntaken van prediking en gemeenteopbouw is er behoefte aan regelmatige sacramentsbediening in zendingsgemeenten. Soms zijn er predikanten van andere kerkverbanden die bij sacramentsbediening kunnen helpen, maar het heeft de voorkeur als dit werk kan worden verricht door een eigen predikant. Er is nog een taak op het zendingsveld die vraagt om uitvoering door een zendingspredikant. Dat is de opleiding van inheemse broeders tot predikant. Dit sluit overigens niet uit dat ook anderen betrokken kunnen zijn bij de predikantenopleiding.

Wie wordt beroepen?

Het deputaatschap overlegt met het zendingsteam over het uitbrengen van een beroep, de inhoud van de functie en de plaats waar de predikant zich zal vestigen. Vaak heeft het team ook een gesprek met ambtsdragers en leden van de zendingsgemeente waarvoor het beroep wordt uitgebracht. Het is belangrijk dat het beroep ook onder hen leeft en dat er gebed voor is. Het deputaatschap stelt, voordat een persoon wordt verkozen om te beroepen, eerst een functiebeschrijving vast. Daarin staat wat de taak van de zendingspredikant zal zijn, welke opleiding en eigenschappen belangrijk zijn om goed te kunnen functioneren en wat de geschatte periode van de uitzending is. Op twee manieren kan iemand gekozen worden. Het kan zijn dat een persoon zich meldt bij het curatorium met het verlangen te worden opgeleid tot zendingspredikant. Het zendingsdeputaatschap is in zo’n geval betrokken bij de toelating. In dit geval weegt het deputaatschap af welk veld en welke taak het beste past bij de kandidaat. De andere mogelijkheid is dat het deputaatschap een beroep uitbrengt op een kandidaat of predikant. In dit geval gaat het deputaatschap aan de hand van de vereisten na welke personen beroepen kunnen worden. De deputaten werken dan met een zogenoemde groslijst.

Hoe wordt er beroepen?

Het deputaatschap kan zelf geen predikanten beroepen. Dat is voorbehouden aan een plaatselijke gemeente. Daarom vraagt het deputaatschap aan een gemeente om een persoon te beroepen als zendingspredikant. Het besluit om een beroep uit te brengen moet namelijk altijd een kerkenraadsbesluit zijn. In de praktijk is dit bij voorkeur een gemeente waarin een zendingsdeputaat als predikant dient omdat de lijnen tussen de kerkenraad en deputaatschap dan kort zijn. Het deputaatschap informeert de kerkenraad tijdig over het verzoek om een beroep uit te brengen. Het biedt de kerkenraad de gelegenheid om beslissingen te nemen over de procedure die men wil volgen. Wil men de leden hierbij betrekken? Hoe informeert de kerkenraad de gemeente? Krijgt het een plek in de voorbede van de gemeente? De kerkenraad krijgt vanuit het zendingsbureau een conceptberoepsbrief toegestuurd, die gebruikt wordt bij het opstellen van de definitieve beroepsbrief. Het is belangrijk dat de kerkenraad op de hoogte is van de gevolgen van het beroepen van een zendingspredikant. ZGG heeft deze zaken vastgelegd in een notitie die de betrokken kerkenraad ontvangt. In grote lijnen komt het erop neer dat de zending verantwoordelijk is voor huisvesting en de betaling van het traktement. Ook houdt het zendingsdeputaatschap toezicht op het functioneren van de betrokkene. De termijn waarin over een beroep beslist moet worden, is zes weken. Dat is dus dubbel zo lang als gebruikelijk is bij het uitbrengen van een beroep. ZGG beseft dat een beroep voor een zendingsveld een ingrijpende zaak is en gunt de beroepen predikant of kandidaat daarom een ruime bedenktijd. Ook kunnen er thema’s zijn die de beroepene graag bespreekt met het deputaatschap.

Hoe is de verhouding tussen ZGG en kerkenraad?

De positie van de betrokken persoon, de zendende gemeente en ZGG is best ingewikkeld. Een zendingspredikant ontleent zijn ambtelijke bevoegdheid aan een gemeente die hem tot de zendingsdienst afvaardigt. De beroepsbrief en de brief van aannemen zijn bepalend voor de kerkrechtelijke verhouding tussen predikant en kerkenraad. Tegelijkertijd hebben de zendingspredikant en ZGG ook een relatie waarin zij nauw samenwerken. Daarom worden de verhoudingen schriftelijk vastgelegd. Het belangrijkste doel is dat de komst van Gods Koninkrijk wordt bevorderd, tot Zijn eer en ter goede ondersteuning van de uitgezondene. Een onderdeel hiervan is dat bij verkeerd functioneren ook op een kerkelijk zuivere manier toezicht mogelijk is. Daarom staat in de overeenkomst dat de zendingspredikant door de zendende gemeente ter beschikking gesteld wordt aan de zending. De predikant zal zich bij de beoefening van zijn bediening op het zendingsveld richten naar het door de zending vastgestelde beleid.

Tegelijk probeert ZGG ervoor te zorgen dat de relatie tussen de predikant en de zendende gemeente geen papieren relatie is. Het is goed dat de predikant na uitzending aandacht besteedt aan het onderhouden van het contact met kerkenraad en gemeente. Dit kan door rondzendbrieven, het toesturen van preken die geschikt zijn voor de leesdiensten of het voorgaan, het verzorgen van een gemeenteavond en het bijwonen van een (deel van een) kerkenraadsvergadering tijdens het verlof. Het beroepingswerk moet zo vorm krijgen dat alle betrokkenen zich ook daadwerkelijk betrokken voelen en samen uitzien naar de leiding van de Koning van de Kerk, Die tot de ene dienstknecht zegt: ‘Ga’, en hij gaat en tot de ander: ‘Kom’, en hij komt.

Eerder verschenen in Paulus 345 - januari 2015

Acht dominees op de velden.pdf

Acht dominees op de velden.pdf

  • Download