Getrouw vertalen

Bijbelverzen naar Papoea-talen overzetten geeft spanning


De Bijbel is het Woord van God. Daarom is het belangrijk dat bijbelvertalers dat Woord zo getrouw mogelijk vertalen overeenkomstig de bedoeling en de betekenis van de Hebreeuwse en Griekse grondtekst. Vertalen brengt echter altijd een spanningsveld met zich mee.

Door Dick Kroneman en Just van Toor

Bijbelvertalers doen hun best om de betekenis van de woorden en zinnen uit de grondtalen van de Bijbel zo getrouw mogelijk te vertalen. Tegelijkertijd proberen ze de vertaling ook zo natuurlijk en duidelijk mogelijk weer te geven in de ontvangende taal.

Wereld van verschil

Tussen de oorspronkelijke tekst van het Oude en Nieuwe Testament en de wereld van hedendaagse lezers ligt een wereld van verschil. Daarbij denken we niet alleen aan verschillen in taal, maar ook aan verschillen in cultuur en historische situatie. Deze verschillen kunnen voor een belangrijk deel worden overbrugd door een goede vertaling. Vertalen blijft echter altijd mensenwerk. Zelfs de beste Bijbelvertaling is niet in staat om de rijkdom van de Bijbel geheel te ontsluiten.
Daarom is het belangrijk dat er behalve getrouw vertaalwerk ook getrouwe bijbeluitleg plaatsvindt. Op de zendingsvelden komen bijbelvertalers vaak in aanraking met talen die heel anders zijn dan het Nederlands, Engels, Grieks en Hebreeuws. In Papoea-talen (gesproken op Indonesisch Papoea en Papoea-Nieuw-Guinea) zitten er bijvoorbeeld nogal wat gaten in de taal. Er is bijvoorbeeld geen woord voor bekering. In zo’n geval moet je de betekenis van het begrip bekering helemaal uitspellen in de vertaling. ‘Bekeert u!’ wordt dan bijvoorbeeld vertaald als ‘Verlaat uw zonden en wendt u tot God!’

Woord voor woord

Sommige mensen hebben er moeite mee om zo’n weergave als een getrouwe vertaling te zien. Is het wel verantwoord om een enkel woord uit de Griekse grondtekst (metanoeite; ‘bekeert u’) met een hele zin te vertalen? Mag je van een getrouwe vertaling niet verwachten dat je woord voor woord vertaalt en geen extra woorden toevoegt?
Het zojuist genoemde voorbeeld geeft al aan dat zelfs de meest letterlijke Nederlandse vertalingen ook niet altijd woord voor woord vertalen. Het Griekse werkwoord metanoeite moet op zijn minst met twee Nederlandse woorden worden vertaald: ‘Bekeert u!’ Dat komt omdat de taalkenmerken van het Nederlands verschillen van die van het Grieks. In Griekse werkwoorden is de handelende persoon al uitgedrukt in de werkwoordsvorm. In het Nederlands wordt de handelende persoon altijd uitgedrukt in een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord en dat staat altijd los van het werkwoord.
In principe is het inderdaad belangrijk om zo letterlijk en bondig mogelijk te vertalen. Maar in de praktijk is dat ook om een andere reden lang niet altijd mogelijk. In veel Papoea-talen kun je metanoeite vertalen met: ‘Draai u om!’ Probleem is echter dat men dat meestal heel letterlijk opvat en niet betrekt op het Bijbelse begrip van bekering. Met andere woorden: een meer letterlijke vertaling roept soms (niet altijd!) een verkeerd begrip op. Bij getrouw vertalen staat de overdracht van de bedoelde betekenis centraal. Bijbelvertalers hebben in sommige gevallen meer woorden nodig om een bijbels begrip getrouw te vertalen.

Spanningsveld

Bijbelvertalers staan zo voortdurend in een spanningsveld tussen ‘zo getrouw mogelijk’ vertalen en ‘zo duidelijk en natuurlijk mogelijk’ vertalen. Zowel de betekenis als de vorm van de grondtekst zijn belangrijk. Maar als de vorm van de grondtekst leidt tot verkeerde betekenis in de vertaling dan moet de vorm wijken voor de betekenis.
Een dergelijk principe is ook gevolgd door de Statenvertalers in de zeventiende eeuw. Zij hebben af en toe woorden toegevoegd in de vertaling om de tekst te verduidelijken of om misverstanden te voorkomen. Uit eerbied voor de grondtekst hebben ze de toegevoegde woorden cursief laten drukken. Een mooi voorbeeld hiervan vinden we in Psalm 16: 2. Daar staat het volgende: ‘O mijn ziel, gij hebt tot den HEERE gezegd: Gij zijt de Heere; mijn goedheid raakt niet tot U.’ In de Statenvertaling zijn hier twee toevoegingen gemaakt die overeenkomen met de bedoelde betekenis in dit tekstverband. De woorden ‘O mijn ziel’ zijn toegevoegd om te verduidelijken dat de dichter hier zichzelf aanspreekt en niet iemand anders, zoals een strikt letterlijke vertaling (zonder ‘O mijn ziel’) zou suggereren. Verder is het werkwoord ‘raakt’ toegevoegd, omdat een zin zonder werkwoord niet gebruikelijk is in het Nederlands. Letterlijk staat er in het Hebreeuws: ‘U/ jij (vrouwelijk enkelvoud) hebt tot de HEERE gezegd: U bent de Heere; mijn goedheid niet op U.’ De toevoeging ‘O mijn ziel’ past helemaal in het verband van de tekst en wordt verder nog ondersteund door het gebruik van de vrouwelijke persoonsvorm. Het taalkundige geslacht van het Hebreeuwse woord voor ‘ziel’, nefesh, is namelijk vrouwelijk. Deze uitleg past ook heel goed bij het feit dat de dichters in de Psalmen wel vaker hun eigen ziel aanspreken. Vergelijk Psalm 103: 1 en 2. Het is overigens opvallend dat de Statenvertalers deze vertaalkeuzes niet hebben uitgelegd in de kanttekeningen bij Psalm 16.

Maatwerk

De situatie op veel zendingsvelden verschilt op veel punten van de situatie in Nederland. Behalve de genoemde taalkundige uitdagingen spelen ook de volgende feiten een rol. Er is in de eerste plaats nog geen sprake van een lange kerkelijke traditie. Daardoor zijn er minder vaak vaststaande uitdrukkingen voor het vertalen van Bijbelse begrippen.
In de tweede plaats is men minder gespitst op het zo consequent mogelijk vertalen van Bijbelse begrippen. Met name op dit punt kunnen vertaalkundigen een belangrijke corrigerende rol vervullen.
In de derde plaats is mondelinge communicatie heel belangrijk; er bestaat in veel gevallen geen ‘lees- en studeercultuur’.
In de vierde plaats zijn veel predikanten en ouderlingen relatief laag opgeleid; er is daarom grote behoefte aan een duidelijke Bijbelvertaling en een goede Schriftuitleg in de stamtalen.
In de laatste plaats speelt de Bijbelvertaling in de nationale taal vaak ook een belangrijke rol, hoewel veel kerkbezoekers die vertaling niet begrijpen. Vertalers proberen bij het vertalen naar de stamtaal echter wel zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vertaling in de nationale taal die binnen de plaatselijke kerken als het meest gezaghebbend wordt beschouwd.

Doelgroep

Voordat bijbelvertalers beginnen met hun werk moeten ze zich goed rekenschap geven van de doelgroep die ze willen bereiken. In principe is de vertaling bedoeld voor de gehele gemeente. Maar binnen de gemeente zijn er mensen die hoger opgeleid zijn en mensen die geen of weinig opleiding hebben genoten. Wil de vertaler de gewone man, vrouw of jongere in het dorp, op de markt en in de kerkbank bereiken? Dan zal de vertaling nog duidelijker moeten zijn dan wanneer men alleen de hoger opgeleide personen in de kerk wil dienen. Op het zendingsveld wordt er vaak voor gekozen om zo te vertalen dat ook ongeletterde en laagopgeleide mensen de vertaling goed kunnen begrijpen.

Samenwerking

Vanuit voorgaande overwegingen zal duidelijk geworden zijn dat bijbelvertaalwerk nooit het werk is van een enkele bijbelvertaler of begeleider van plaatselijke vertalers. Ook de zusterkerk en het zendingsdeputaatschap zijn hier nauw bij betrokken. Daarnaast vragen ingewikkelde vertaaltechnische kwesties om uitwisseling van kennis en ervaring met deskundigen uit andere organisaties zoals Wycliffe/ SIL en de United Bible Societies. Dit alles met het grote doel om het profetisch Woord, dat zeer vast is, in handen te brengen van mensen die buiten de kennis van het Woord verloren zouden gaan.

Eerder verschenen in Paulus 366 - maart 2019