Het verschil van één letter

Serie: vragen voor vertalers (4)

Het gebruik van de Godsnamen is diep verankerd, niet alleen in bijbelvertalingen, maar ook in het geestelijke leven zoals dat gestalte krijgt in de kerk, de school, het gezin en het persoonlijke leven. Kinderen die nog lang niet kunnen lezen, leren al wel bidden: ‘Heere, houd ook deze nacht, over mij getrouw de wacht.’ De Godsnamen worden op verschillende manieren geschreven. Is het om het even hoe we dat doen?

Door Dick Kroneman

In de Statenvertaling wordt de bijzondere Godsnaam JHWH vertaald als ‘HEERE’ met allemaal hoofdletters en met drie e’s. In deze bijdrage gaan we kort in op de achtergrond van deze weergave van de Godsnaam. Verder komt de vraag aan de orde hoe we moeten omgaan met alternatieve weergaven als ‘HEER’ en ‘HERE’. We zullen daarbij zien dat de traditie van het bijbelvertalen en het religieuze taalgebruik van de lezers een belangrijke rol spelen bij het maken van vertaalkeuzes en bij het beoordelen daarvan. Dat geldt met betrekking tot de vertaling van veel bijbelse kernwoorden in het algemeen. Het geldt echter in het bijzonder voor de vertaling van de Godsnamen.

Typografisch onderscheid

Het gebruik van allemaal hoofdletters in de aanduiding ‘HEERE’ in de Statenvertaling is bedoeld om de lezer erop te attenderen dat in de Hebreeuwse grondtekst de bijzondere Naam JHWH (uitgesproken als Jahweh, Jehwah, of Jehowah) wordt gebruikt. Daarnaast komt in de Statenvertaling ook het woord ‘Heere’ met maar één enkele hoofdletter voor. In zulke gevallen staat er in de grondtekst de aanduiding Adonai. Dit laatste grondwoord betekent: ‘Heer’ of ‘Heere’ (letterlijk ‘mijn Heren’ in het meervoud). Vanwege het gebruik van de meervoudsvorm is deze laatstgenoemde aanduiding eveneens een unieke verwijzing naar de God van Israël, Die de hemel en de aarde geschapen heeft.

Door middel van dit typografische onderscheid hebben de Statenvertalers de lezers willen laten zien dat er verschil bestaat in de onderliggende aanduidingen voor God. In het eerste geval (‘HEERE’) gaat het om de vertaling van de bijzondere verbondsnaam van God (JHWH), met de betekenis ‘IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL’ (Exodus 3: 14). Daarin klinkt verder ook het koningschap en de soevereiniteit van God door. En in het tweede geval (‘Heere’) gaat het om de vertaling van een bijzondere uitdrukking die het heer-zijn en bezitter-zijn van God weergeven.

Eén hoofdletter

Zo komen we in de Statenvertaling enerzijds veel teksten tegen waarin ‘HEERE’ met allemaal hoofdletters gedrukt is. Denk bijvoorbeeld aan de tekst: ‘Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb’ (Exodus 20: 2). Anderzijds komen we ook teksten tegen waarin ‘Heere’ met slechts één enkele hoofdletter wordt geschreven, of waarin beide vormen voorkomen. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval in Psalm 8: 2a: ‘O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!’ En in Psalm 110: 2a: ‘De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.’ Het onderscheid tussen deze beide Godsaanduidingen is in de Statenvertaling niet hoorbaar, en wordt alleen bij het lezen van de gedrukte tekst inzichtelijk.
Niet alleen de Statenvertalers hebben gebruik gemaakt van dit soort typografische onderscheiding. Veel andere vertalingen in het Nederlands en in andere talen maken eveneens gebruik van dit soort onderscheiding. We dienen overigens wel te beseffen dat het hier om een keuze van de vertalers gaat, en om een typografische weergave, die op zich niet te vinden is in de Hebreeuwse grondtekst zoals die ons is overgeleverd door de Joodse Masoreten (= ‘overleveraars’). In het Hebreeuwse schrift bestaat en bestond er geen onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters.

Samengestelde naamgroep

In sommige gevallen worden de aanduidingen JHWH en Adonai gecombineerd tot een samengestelde naamgroep in de Hebreeuwse grondtekst. Bijvoorbeeld in Psalm 109: 21, waar in de Statenvertaling de uitdrukking ‘HEERE Heere’ wordt gebruikt. Strikt genomen gaat hier in de grondtekst de Naam van God (JHWH) voorop, gevolgd door een titel (Adonai). Het eerste woord heeft in het Hebreeuws echter de klinkertekens van Elohim en werd ook als zodanig gelezen, waarschijnlijk om te voorkomen dat deze opeenvolgende aanduidingen allebei zouden worden uitgesproken als Adonai.
In het Nederlands gaat een titel in de regel vooraf aan een naam. Daarom is het niet verwonderlijk dat Nederlandse lezers soms ten onrechte concluderen dat ook in deze combinatie van Godsaanduidingen de titel (‘Heere’) voorafgaat aan weergave van Gods Naam (‘HEERE’). Wanneer men echter let op het typografisch onderscheid, wordt duidelijk dat de weergave van de Naam (‘HEERE’) in dit geval voorafgaat aan de titel (‘Heere’). Elders in het Oude Testament gaat de titel Adonai overigens wel vooraf aan de naam JHWH, bijvoorbeeld in Ezechiël 16:2. Dit wordt dan ook zichtbaar gemaakt in de vertaling: ‘Alzo zegt de Heere HEERE …’

Godsnamen in het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament in de Statenvertaling komt het typografische onderscheid tussen ‘HEERE’ en ‘Heere’ niet voor. De reden is dat in de Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament hetzelfde woord (‘kurios’) gebruikt wordt voor de vertaling van zowel de bijzondere Godsnaam JHWH als van de aanduiding Adonai. In het Nieuwe Testament wordt ‘Heere’ in de regel met maar één hoofdletter geschreven, ook in gevallen waarin er uit het Oude Testament geciteerd wordt en waarbij de oorspronkelijke tekst uit het Oude Testament wel degelijk de bijzondere Godsnaam JHWH bevat. Vergelijk bijvoorbeeld Jesaja 40: 3b: ‘Bereidt den weg des HEEREN’ met Markus 1: 3b ‘Bereidt den weg des Heeren’. In de laatstgenoemde tekst wordt ‘Heere’ slechts met één hoofdletter geschreven, hoewel de oorspronkelijke tekst uit het boek Jesaja wel de bijzondere Godsnaam JHWH bevat.

Met betrekking tot de Griekse aanduiding ‘kurios’ (‘Heere’) in het Nieuwe Testament dient verder nog opgemerkt te worden dat deze uitdrukking in principe kan verwijzen naar meerdere personen. Enerzijds kan deze uitdrukking verwijzen naar God. Anderzijds kan deze uitdrukking ook verwijzen naar de Heere Jezus. Tenslotte kan de uitdrukking ook nog verwijzen naar andere, menselijke heren. Als het laatste het geval is, gebruiken latere versies van de Statenvertaling de uitdrukking ‘Heer’ in plaats van ‘Heere’ (bijvoorbeeld in Mattheüs 10: 24). In de oorspronkelijke uitgave van de Statenvertaling (1637) wordt er echter ook ‘Heere’ gebruikt, wanneer er verwezen wordt naar menselijke heren of naar heren in het algemeen: ‘De discipel en is niet boven den meester / noch de dienstknecht boven sijnen heere.’

‘HEERE’ of ‘HERE’?

De Statenvertaling dateert oorspronkelijk uit de zeventiende eeuw (1637; eerste uitgave), en dat is nog steeds merkbaar wanneer moderne lezers deze vertaling lezen. De spelling is in de loop van de tijd op verschillende punten aangepast. Moderne uitgaven van de Statenvertaling volgen in de regel niet meer de spelling uit 1637 (‘In den beginne schiep Godt den Hemel / ende de Aerde’).
Desondanks weerspiegelt de Statenvertaling in veel opzichten nog het Nederlands van de zeventiende eeuw. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het gebruik van de naamvallen (‘In den beginne schiep God den hemel en de aarde’; ‘de Knecht des HEEREN’, enz.), die in het hedendaagse Nederlands nagenoeg verdwenen zijn. Dit blijkt ook uit de spelling van de naam ‘HEERE’ en van de titel ‘Heere’: In het Nederlands van de zeventiende eeuw waren de oudere vorm ‘Heere’ en de nieuwere vorm ‘Heer’ beiden in gebruik. Beide vormen konden naar mensen verwijzen, of naar God. In de spelling werd een lange ‘e’ in een open lettergreep vaak gespeld met een dubbele e. We komen deze oude spelling bijvoorbeeld ook nog steeds tegen in de plaatsnaam Heerenveen. Het gebruik van de naam ‘HEERE’ en van de aanduiding ‘Heere’ in de Statenvertaling weerspiegelt dus het taalgebruik van de zeventiende eeuw. In nieuwere vertalingen wordt de vertaling ‘HEERE’ vaak aangepast aan de moderne spelling (‘de HERE’; NBG 1951) of aan een moderner taalgebruik (‘de HEER’; NBV 2004).

‘HEERE’ of ‘HEER’?

We moeten ons realiseren dat de uitdrukking ‘HEERE’ in de praktijk van het religieuze taalgebruik vaak functioneert als een eigennaam omdat ‘HEERE’ of ‘Heere’ (met slot-‘e’) zich heeft ontwikkeld tot een unieke uitdrukking die alleen voor God gebruikt wordt. Dit in tegenstelling tot de uitdrukking ‘Heer’ of ‘de Heer’, die ook voor mensen gebruikt kan worden.
Binnen de gereformeerde traditie is de uitdrukking ‘HEERE’ ook al vele eeuwen ingeburgerd in de bijbelvertaling, in de prediking, in de eredienst, in het bevindelijke taalgebruik en in het persoonlijke gebed. De Naam ‘HEERE’ is in de beleving van het geloof onlosmakelijk verbonden met Gods identiteit en Zijn wezen. De Naam verwijst naar God Zelf, de trouwe Verbondsgod, Die niet verandert. Dat is misschien de grondreden waarom men er veel waarde aan hecht om geen veranderingen aan te brengen in de weergave van de bijzondere Godsnaam.
Voor buitenstaanders klinkt de uitdrukking ‘HEERE’ of ‘Heere’ misschien heel plechtig of ouderwets. Voor kerkmensen uit de gereformeerde gezindte is het echter vooral een uitdrukking van eerbied en innerlijke betrokkenheid op God. ‘HEERE’ klinkt veel nabijer en meer betrokken dan het gevoelsmatig afstandelijke ‘HEER’.

Conclusie

Bij het bespreken van vertalingen van de Godsnamen is het van groot belang om rekening te houden met het feit dat het onderscheid tussen ‘Heere’, ‘Here’ en ‘Heer’ een typisch Nederlands verschijnsel is. In het Engels (‘the Lord’) en in het Duits (‘der Herr’) komt dit zo niet voor. De drie genoemde vormen weerspiegelen verschillende fasen en varianten in de ontwikkeling van de Nederlandse taal. In het religieuze taalgebruik binnen de gereformeerde traditie heeft de oude zeventiende-eeuwse uitdrukking ‘Heere’ echter gaandeweg een meer unieke betekenis gekregen, omdat het nu alleen nog maar naar God verwijst, en niet naar mensen.
Daarnaast is het van belang om te bedenken dat woorden in het algemeen, en de namen en uitdrukkingen voor God in het bijzonder, niet alleen verwijzende betekenis hebben, maar ook een bepaalde - vaak onvervangbaar geachte - gevoelswaarde vertegenwoordigen. In de Naam ‘Heere’ horen en voelen we zowel eerbied en ontzag als innerlijke betrokkenheid.
In het licht daarvan mag men Godsaanduidingen als ‘HEERE’ en ‘HERE’ niet zomaar afdoen als ouderwetse uitdrukkingen die niet meer van deze tijd zijn. Bijbelvertalingen dienen te communiceren op het niveau van het hoofd en van het hart. Daarbij moet men grondig rekening houden met de kerkelijke, theologische en bevindelijke achtergrond van de doelgroep voor wie de vertaling bedoeld is. Het gebruik en de spelling van de Godsnamen fungeert in de praktijk onder meer ook als uitdrukking en markering van de eigen groepsgebonden religieuze identiteit.

Dit artikel is in het voorjaar van 2017 online verschenen.

Lees ook de andere artikelen in deze serie
Een uitdaging voor bijbelvertalers (1)
Het luistert nauw (2)
Betekent 'Allah' God? (3)