25 jaar in zendingsdienst
Op 11 februari 2025 was Annemieke Vader, zendingswerker in Guinee, 25 jaar in dienst bij ZGG. Haar collega’s in Guinee verrasten Annemieke met een dagje uit ter gelegenheid van deze mijlpaal. Dat ging samen met versieringen, een heerlijke taart en het ophalen van anekdotes.
Maar meer nog past bij dit jubileum dankzegging voor Gods trouw. Teamvoorzitter Jos Kardol mediteerde over Jesaja 25. Annemieke heeft in 25 jaren zendingsdienst vele mensen ontmoet rondom een maaltijd in haar huis. Treffend is het dat Jesaja in vers 6 spreekt over de maaltijd die de Heere zal maken voor alle volken. Dat is het uitzicht voor alle zendingswerkers.
Datum
Voordat Annemieke in Guinee neerstreek, werkte ze al geruime tijd op Papoea. Op 8 december 1994 is ze vanuit de gemeente in Houten naar dit zendingsveld uitgezonden als coördinator van gezondheidsprojecten. Op 23 augustus 2011 keerde ze terug naar Nederland.
Op 1 oktober 2015 kwam Annemieke opnieuw in dienst bij ZGG, ter voorbereiding op de uitzending naar Guinee, waar ze op 28 februari 2017 arriveerde.
Het team in Guinee had in de gaten dat Annemiekes 25-jarig jubileum ergens in 2025 moest zijn, maar wist geen precieze datum. Ze besloten de viering maar gewoon in januari te houden, de eerste maand van het jubileumjaar.
Onderzoek op het zendingsbureau wees uit dat 11 februari de jubileumdatum was. Bij de berekeningen zijn de perioden van voorbereiding meegenomen, evenals de periode van repatriëringstijd na terugkeer vanaf Papoea.
Terugblik
Annemieke, als je je eerste periode van zendingswerk vergelijkt met zendingswerk anno 2025, wat heb je dan zien ontwikkelen en veranderen?
‘Het gaat in het zendingswerk om het bereiken van mensen met het Evangelie. Mensen die verloren gaan tenzij ze gaan geloven in de Heere Jezus Christus als hun persoonlijke Zaligmaker van zonden en schuld. De boodschap van het Evangelie mag nog steeds klinken. Het Evangelie redt nog steeds zondaren. Zo prachtig om te bedenken dat in deze veranderende wereld God Dezelfde is en blijft.
Mijn eerste uitzending vond in 1994 plaats. We zijn nu dertig jaar verder. De wereld is veranderd in die jaren en ontwikkelingen in zendingslanden staan ook niet stil. Dat heeft ook wel gevolgen voor hoe je zending bedrijft. ZGG zond vroeger wel leerkrachten en medisch personeel uit om de nood te lenigen, maar door het beschikbaar zijn van getraind kader in de zendingslanden zelf is dat minder of niet meer nodig. ZGG kon zich mede daardoor meer richten op Woordverkondiging en gemeentevorming.
Door digitalisering heb ik veel veranderingen gezien. Mijn eerste brieven werden verzonden op luchtpostpapier in de postzak van een MAF-vliegtuig. Er ging een stapel brieven weg en er kwam een stapel post binnen. En dan was het wachten op de volgende vlucht, soms weken later. Er was geen mobiele telefonie in die tijd en bellen met familie gebeurde zelden. Radiocontact met collega’s op het veld was wel mogelijk. Het is niet te vergelijken met nu waarin WhatsApp, beeldbellen en mails mogelijk zijn. Het contact via handgeschreven brieven was vaak persoonlijker, maar het contact is nu meer frequent.
Digitalisering heeft ook veel mogelijkheden gebracht in het zendingswerk. Ik denk aan het Bijbelvertaalwerk waarin computerprogramma’s steeds geavanceerder zijn geworden en waardoor de Bijbel sneller in een lokale taal vertaald kan worden dan voorheen.
Het is nu veel makkelijker geworden om contact te onderhouden met het zendingsbureau en plaatselijk beleid samen te doordenken, adviezen te ontvangen en vragen te doordenken.
Door het internet is er ook meer uitwisseling van ervaring mogelijk met zendingswerkers van andere velden. We kunnen van elkaar leren op het gebied van gemeentevorming, kinderwerk, lectuurwerk, enzovoorts. Dat zijn waardevolle mogelijkheden.
Bij mijn eerste uitzending ging de helft van onze gemeente mee naar Schiphol om uit te zwaaien. We zongen met elkaar Psalm 121 in de vertrekhal. Intussen is de wereld een dorp geworden. Veel mensen reizen voor studie of werk. Het is minder bijzonder geworden om in het buitenland te wonen. Ik heb de indruk dat het gevolgen heeft voor hoe men tegen vertrek naar een zendingsveld aankijkt. Er wordt sneller gezegd: ‘We komen een keer langs!’ Het is belangrijk dat het thuisfront beseft dat zendingswerkers niet alleen wonen en werken in het buitenland, maar ook intensief optrekken en hun leven delen met de lokale bevolking om zo iets van de liefde van de Heere Jezus te laten zien en Gods Woord op alle mogelijke manieren te delen.'
Annemieke Vader in Bomela, Papoea, met een groepje dorpsvroedvrouwen
Je bent tweemaal uitgezonden geweest en kreeg toen een uitzendtekst mee. Wat hebben die teksten voor je betekend gedurende je tijd op het zendingsveld van Papoea en Guinee?
‘De uitzendteksten zijn met me meegegaan en me altijd dierbaar geweest, ook omdat ze in het midden van de gemeente zijn uitgesproken. Deze zendingsarbeid kan ik alleen maar doen met Gods hulp en onder Zijn leiding en met een thuisgemeente die meebidt en meedraagt.
Ds. J.J. van Eckeveld gaf bij mijn eerste uitzending de tekst mee uit Filippenzen 2 vers 5: ‘Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was.’ In het zendingswerk is het goed om telkens weer op het dienstwerk van de Heere Jezus te zien en van daaruit vervuld te worden met Zijn liefde voor allen om mij heen. Daar merk je ook je eigen gebrek en onmacht en heb je Hem dagelijks nodig.
De tweede uitzending ging over het stervende tarwegraan uit Johannes 12. Daar gaat het over de Heere Jezus aan het kruis. De Graankorrel sterft, opdat Hij verhoogd zal worden door de Vader en allen tot Zich zal trekken (vers 32). Het kruis van Christus is een struikelblok, ook hier in deze moslimcontext, maar ik mag ook zien dat Hij een Bron van Leven is voor anderen. Voor mij kunnen er allerlei onmogelijkheden zijn, maar de trekkracht van de liefde van Christus voor verloren zondaren is nog net zo groot als voorheen.’
25 jaar in zendingsdienst betekent onvermijdelijk dat je te maken hebt gehad met verlies: zowel in je eigen familie- en kennissenkring als onder de mensen met wie je hebt gewerkt en het Evangelie hebt gedeeld. Hoe denk je terug aan die verlieservaringen?
‘Rouw om dierbaren is een van de moeilijkste dingen als je ver weg woont van familie. Je voelt de afstand. Je wilt deel uitmaken van het proces dat zij doormaken, maar omdat je er niet bent is dat niet goed mogelijk. Teamleden en lokale mensen kunnen nog zo goed voor je zorgen, maar zij kunnen de familie niet vervangen. Bij het overlijden van mijn moeder en mijn beide broers ben ik naar Nederland gegaan. Om afscheid te nemen, samen te bidden en samen verdriet te hebben. Voor mij was dat noodzaak.
Veel jonge familieleden en een aantal vrienden zijn overleden in de tijd dat ik op het veld was. Het is moeilijk om na een overlijdensbericht te concentreren en ik heb geleerd om bij rouw te stoppen met werken. Mensen komen op bezoek om te condoleren en het is een tijd om herinneringen op te halen en contact te zoeken met nabestaanden. Dat zijn belangrijke momenten in het rouwproces.
Ik heb in tijden van rouw en gemis ook wel tegen de Heere gezegd dat ik het niet meer zou volhouden om zover weg te zijn, maar telkens gaf Hij nieuwe moed en kracht om door te gaan.
Tegenwoordig is het mogelijk om rouwdiensten online te volgen en dat helpt in de verwerking. Dan ben je er toch een beetje bij.
Er zijn ook veel lokale vrienden gestorven, sommige op heel jonge leeftijd. Ook dan is er pijn om het verlies. Soms was het mogelijk om samen met hun familieleden te rouwen en mag je samen verdrietig zijn. Delen in rouw was op Papoea en ook hier in Guinee zo belangrijk.
Het maakt veel verschil als de overledene de Heere kende als zijn persoonlijke Zaligmaker. Dan is er een bodem in het verdriet en het geeft veel gesprek om te getuigen van de hoop die Gods kinderen hebben. Zeker in deze moslimcontext waarin er altijd angst en vragen leven over de eeuwige bestemming.’
Annemieke Vader met haar hulp in huis Hennie (l.) en haar tuinman Jakobus (r.). Hennie is kort na haar huwelijk overleden.
Iedere werker in Gods Koninkrijk zal zeggen dat het een zegen is om de Heere te dienen. Hoe heb jij dat ervaren in de voorbije 25 jaren in zendingsdienst?
‘Het is een bijzonder voorrecht om te mogen dienen op een zendingsveld. Om mensen te ontmoeten die de Heere willen dienen en dan samen Gods Woord te bestuderen. Om mensen op allerlei manieren te begeleiden en te laten zien hoe de Heere deel uitmaakt van ons dagelijks leven.
Het was ook een periode vol met lessen. Het zendingswerk is van God en dat is niet afhankelijk van mijn goede bedoelingen en ijver. Hij staat in voor de vrucht. Ik kan soms twijfelen, ontmoedigd raken door de omstandigheden of door het wegvallen van mensen waarop ik gehoopt had. De Heere bouwt echter Zijn kerk. Hij trekt mensen op Zijn tijd tot Hem. Dat is een wonder van Zijn genade.
Ik leer ook veel van mensen die moeten lijden omwille van de naam van de Heere Jezus. Ik leer van hun standvastigheid en van hun vertrouwen in God om Jezus’ wil. Denk aan de trouw van de evangelisten in de zeer afgelegen gebieden in Papoea. Ik denk aan Hennie, mijn toegewijde hulp in Wamena en aan Maryam* en Salifou, mijn huisgenoten in Boké. In het volgen van hun Meester hebben zij het kruis achter de Heere Jezus aangedragen. En dat hebben ze moedig gedaan, ziende op hun overste Leidsman.
Het is een vreugde om lid te zijn van Gods wereldwijde kerk. Om samen de Heere te belijden en psalmen te zingen. Dan klimt de lofzang eenparig op en mogen we de Heere danken voor alle weldaden aan ons bewezen.
Om al deze redenen is 25 jaar zendingswerk vooral een zegen.’
*Lees meer over Maryam in de verhalenbundel Ik zou graag meer willen lezen.