Als een lam ter slachting...

Op een vrije zaterdag in oktober beklim ik met een collega en enkele Albanezen de Tomorr. Deze markante berg is duidelijk de hoogste in de regio. Beklimmen is een groot woord. Door de eeuwen heen is een goed te bewandelen pad ontstaan dat bij het gebouw op de top eindigt.

Godenwoning
Deze weg naar de top ligt er niet zonder reden. Al eeuwenlang staat de berg bekend als woonplaats van de goden. Reeds in de zesde eeuw voor Christus wordt door Griekse schrijvers over deze berg geschreven.
Sinds de komst van christendom en islam in Albanië vermengden deze zich met het oude heidendom. Er ontstond een mix aan religieuze gebruiken rond de Tomorr. Op de top zou Abaz Aliu begraven liggen, de zoon van de vermaarde imam Ali. Daarom is het gebouw een heiligdom voor de Bektashi. Maar daaronder leeft de oude heidense gedachte: de berg is mythisch.

Guur
Langzamerhand wordt het guur. Ook slaat de moeheid toe: de weg naar boven is lang en het hoogteverschil fors. Ondanks dat naderen we de top. Onder het heiligdom blijkt een tunnel te zijn geboord, dwars door de berg heen. Geen restant van heidendom, maar van het communistisch regime. Een Albanees die we vragen mee te lopen door de tunnel weigert: ‘Het is een godenberg.’
Ineens lijkt het of we botjes op de grond zien liggen. Even verderop weer. Dan de poot van een dier. Vervolgens een stuk vacht, dan een romp van een dier en dan… Even staan we met stomheid geslagen. Achter een rots ontvouwt zich een vreselijk beeld: tientallen resten van schapen liggen weg te rotten op de stenen. Het stinkt verschrikkelijk.
Het is duidelijk: dit zijn de resten van een offerritueel. Een ritueel dat gekoppeld wordt aan de islam, maar op deze berg overduidelijk gelinkt is aan het heidendom. Hier wordt geofferd om de goden gunstig te stemmen.

Wellicht helpt het
Twintig meter hoger staan we op de top. Ik maak een praatje met een Albanese vrouw. Ze vertelt dat ze af en toe in de kerk komt, maar de godsdienst van haar jeugd niet los kan laten. Ze is werkloos en hoopt dat ze een nieuwe baan krijgt. Later zie ik haar muntjes gooien in een daarvoor bestemde gleuf in de grond. ‘Wellicht helpt het’, zegt ze. We wijzen haar erop te zoeken naar zekerheid in het christendom, waar vrede te vinden is. Of het doordringt…?
Een auto stopt. Een modern gezin stapt uit en loopt de laatste paar meter naar de top. Ze gaan staan voor een plaat op het huisje waar Abaz Aliu begraven ligt. De dochter van twintig is de eerste: ze beweegt haar hand in ronde cirkels over de steen. We zien haar lippen bewegen. Geconcentreerd bidt ze enige minuten voort. Dan volgen haar moeder, broer en tenslotte haar vader.

Spoor van bloed
Als we de trappen van het heiligdom weer aflopen, valt het ineens op. Langs één kant van trap loopt een breed bloedspoor, van bovenaf tot beneden toe. Het móet wel: hier liep het bloed van al die geslachte schapen naar beneden. Onwillekeurig gaan mijn gedachten naar het altaar in de tempel in Jeruzalem: ook daar heeft offerbloed gestroomd. Maar wat een verschil.
Het uitzicht vanaf de berg is mooi. Tegelijkertijd is het treurig om er te zijn. Deze mooie plek is vol duisternis. Wat ploeteren en zwoegen mensen hier om een godheid tevreden te stellen, zonder hoop op een goede uitkomst.
Wat hebben we dan een rijk Evangelie. ‘… als een lam werd Hij ter slachting geleid’ (Jes. 53: 7b). Hij gaf Zijn leven en bracht volkomen vrede aan. Wat is er een rijkdom in Hem te vinden, ook voor Albanezen die buigen voor goden en zinloze offers brengen. Mogen ook zij zien dat niet hun schapen, maar hét Lam alleen verzoent.

Pieter van Ojen