De les van de zaaier

Ontmoetingen met Papoea-evangelisten


Als we door de bodem van Nederland naar beneden gaan, komen we uit in Papoea. Papoea is voor ons Nederlanders het uiterste einde van de aarde en voor de Papoea’s is dat Nederland. Afgelopen november waren we in Papoea en bezochten we de verre post Seradela in het oerwoud. Op een zaterdagmiddag hadden we een gesprek met de evangelisten en de zendingspredikant ds. R. Balyo van de GJPI. We kregen die dagen onderwijs over zaaien in Gods koninkrijk.

Door Jan van Doleweerd

De post bestaat al 27 jaar. De meeste zendingswerkers die op Papoea gewerkt hebben, zullen haar wel kennen. Het in het laagland gelegen Seradela is een hoofdpost. Het is er dun bevolkt en de bewoners zijn gewoon om van de ene plaats in het bos naar de andere te trekken en te leven van wat het bos hen geeft (vooral sago). In de afgelegen gebieden van dit deel in Papoea wonen mensen voor de veiligheid nog in bomen. Toch ontstaan er langzamerhand wel dorpen, bijvoorbeeld doordat evangelisten zich op een vaste plaats vestigen en op zondag de bewoners uitnodigen om naar de dienst te komen. De meeste preekplaatsen hebben een afdakje van sagobladeren. Het laagland is qua karakter anders dan de valleien en de bergen. In de valleien gingen stammen over tot de kerk als de hoofdman overging. Maar hier leven de mensen individueler en niet in groepsverband. Het heeft ook lang geduurd voordat er de eerste dopelingen waren.

Evangelist in het oerwoud

Op zaterdagmiddag spreken we in het eenvoudige kerkgebouwtje op de strip met de evangelisten en hun begeleider pendeta Rehu Balyo. Sommigen van de evangelisten liepen meer dan drie dagen door het vochtige oerwoud, over boomstammen en door rivieren om vandaag op deze hoofdpost te komen. Bospaadjes zoals wij die kennen, zijn onvindbaar. Toch weten zij blindelings de weg door het gebied. Hoe komt het dat ze het volhouden hier te werken? 'Dat is omdat we ons geroepen weten,' antwoordt evangelist Nabyal, 'anders zouden we het nooit kunnen volhouden.'
Langzaam is in de tijd het contact met de bevolking gegroeid. Evangelist Kipka vertelt dat hij evangeliseert door eerst de taal te leren, dan met mensen te wonen, te slapen en te eten. Na verloop van tijd vertelt hij de bijbelse verhalen, te beginnen bij Genesis. En als de mensen de verhalen dan mooi vinden, maakt hij de overstap naar het Nieuwe Testament. Nabyal vertelt dat de evangelisten ook leesonderwijs verzorgen en eenvoudig gezondheidswerk doen. Maar dikwijls komt het ook tot botsingen. Vier evangelisten zijn er in de achterliggende jaren overleden. Bij een werd door de bevolking zijn Bijbel afgenomen en verbrand. Regelmatig worden er over hen vervloekingen uitgesproken. Het is helemaal niet aantrekkelijk om hier te werken. Een evangelist zucht: 'De hoger opgeleide mensen zijn vliegen en in de stad is de suiker.' Het leven hier is veel moeilijker en daarom kiezen veel werkers in de kerk voor de stad.

Afhankelijk van genade

Pdt. Rehu Balyo is de missionaire predikant van Seradela. Op Papoea noemt men hem pdt. Rehu. Hij is klein van stuk en iets gebogen. Hij zou ongeveer zestig jaar kunnen zijn. Oud voor een Papoea. In neus en oor zitten nog de gaten die doen denken aan zijn eertijds. Hij doet zijn werk onbezoldigd. Het heeft hier zestien jaar geduurd voordat de eerste volwassene gedoopt werd. 'Maar,' zo horen we pdt. Rehu zeggen, 'bekering is een werk van Gods Geest in het hart van mensen. Daar gaat tijd overheen. Spullen als een tafel zijn makkelijk te bewegen, maar met een hart van een mens is dat anders. We zijn afhankelijk van de genade van de Heere en dat is moeilijk. We belijden wel dat waar er twee of drie in Gods Naam vergaderd zijn, Hij in het midden zal zijn, maar het liefst hebben we er wel graag honderd in plaats van vijftig.' Toch zal pdt. Rehu geen ontslag nemen, 'want de Heere Jezus heeft Zelf gezegd: Ik ben met ulieden tot aan het einde van de wereld. Laat ons trouw blijven aan onze roeping', bemoedigt hij de evangelisten. Het doet ook hem verdriet als hij ziet dat de mensen het Woord niet gehoorzamen en dat er een tekort aan evangelisten is. Dat noemt hij het zaad van de tranen. Maar toch gelooft hij, verwijzend naar Psalm 126, dat er ook een tijd komt dat hij met gejuich mag maaien.

Niet maaien

Eenmaal terug in het eenvoudige gastenverblijf valt mijn oog op een vergeeld stukje papier dat nog met een punaise vastzit in het halfvergane hout van de keukenwand. Het is in het Nederlands geschreven. Waarschijnlijk heeft een zendingswerker het ergens uitgeknipt en hier achter gelaten. Adres en afzender ontbreken, maar het lijkt wel de toepassing van ons bezoek aan deze post. Het knipsel gaat als volgt: 'Deze week belandde op mijn bureau een gedicht, uit het Engels vertaald, waarschijnlijk van de grote zendeling en ontdekkingsreiziger, David Livingstone. Het gedichtje luidt:

Wij zaaien slechts;
wij weten niet of straks het zaad zijn halmen schiet,
op rotsen valt, in doornen stikt,
dan wel de grage vogel pikt.
U blijve d’oogst, ons ’t werk, o Heer,
wij zijn maar zaaiers en niets meer.

Eenvoudig, maar waar gezegd: wij zijn zaaiers en niets meer. Het is een goede zaak dat steeds voor ogen te houden als we arbeiden in Gods koninkrijk: de predikant, de leraar, de opvoeder en wie ook maar de taak heeft om het Woord Gods over en door te geven. Er mag en moet gezaaid worden. Meer dan zaaiers mogen we niet willen zijn. We zouden wel graag maaiers willen wezen. Wij zouden graag willen weten wat de vrucht is van ons preken, ons onderwijs, ons geschrijf. Het behoort echter zeer beslist niet tot onze taak om naar de vrucht op zoek te gaan.

Zaaien met handen

Wij zaaien slechts. Slechts - maar het is een uiterst verantwoordelijk werk. Het is wel knechtenwerk, maar geen kwajongenskarwei. Is het zaad dat we strooien van goede kwaliteit? Ja, het is het Woord Gods. Maar brengen we het volle Woord niet eenzijdig naar welke kant ook? Zaaien we in de goede richting? Niet machinaal, maar doelgericht? Zaaien we biddend? Zaaien we uit roeping? Of doen we het misschien uit routine?
Er is een spreekwoord dat zegt: zaai met handen, niet met manden. Daar zit een wijze les in voor allen die met het zaad van het Evangelie omgaan. Geen manden, maar je handen gebruiken - niet massaal, maar persoonlijk. Dat heeft geen betrekking op de grond waarin je zaait, de mensen aan wie de boodschap wordt gebracht. Het heeft betrekking op de zaaier zelf. Hij kan wel een mandvol zaad over zijn hoorders uitstrooien, maar dat zou verkeerd werken zoals het op de akker verkeerd werkt wanneer met manden wordt gezaaid. ‘Met handen’ betekent dat er een plan achter zit; de zaaier kijkt waar hij zaait en hoe hij zaait. Wat is het een zegen wanneer er zaaiers zijn die niets meer dan zaaiers willen zijn, maar ook niets minder en die dus als verantwoorde zaaiers willen functioneren. Moeilijk, teleurstellend soms? Punt er achter zetten omdat we denken: het haalt toch niets uit? Het zaad komt niet op? Maar die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Wat een rijke belofte!

Volle vruchten

De volgende dag preekt pdt. Rehu over de gelijkenis van de zaaier. En er komt nog een verrassende uitleg in mee: 'Dan is er zaad dat in goede aarde valt, maar nog met verschillende opbrengst. Ook dan is er niet bij iedereen de te verkrijgen opbrengst van honderdvoud. Door het werk van de Heilige Geest moet het hart ingewonnen worden. Er moet vernedering zijn voor de Heere. Maar sommigen dienen de Heere maar half. Dan krijg je niet de volledige vrucht. Je moet de Heere dienen met geheel je hart, met alle krachten.'

Eerder verschenen in Paulus 321 - januari 2011

De les van de zaaier

De les van de zaaier

  • Download