Dienen als een pelgrim

Van Doleweerd doordenkt in zijn boek de gereformeerde zending


Wie geïnteresseerd is in zendingswerk, komt al snel bij evangelicale boeken terecht. Daarom schreef Jan van Doleweerd vanuit zijn ervaring een boek. ‘Je wilt niet dat zendingswerkers hun gereformeerde uitgangspunten gaan relativeren als ze op een veld komen.’

Door ds. J.M.D. de Heer

Jan van Doleweerd heeft een veelkleurige ervaring in het zendingswerk. Voor ZGG was hij werkzaam in Nigeria. Daarna volgden vanaf 1995 tien jaren pionierszendingswerk in de sloppenwijken in Ecuador. Op het zendingsbureau in Woerden was hij vervolgens missioloog. Een belangrijke taak was het opleiden van nieuwe zendingswerkers. Ondertussen gaf hij aan de Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO) het vak missiologie. Dit duurde tot een nieuwe uitzending in 2013. Sinds die tijd is hij stafmedewerker aan de Theologische Hogeschool Johannes Calvijn op Bali. Al deze ervaringen zijn als het ware samengeklonterd in het boek Dauw op de aarde dat Van Doleweerd schreef. ‘Het zit in me om de ervaringen die ik opdoe dieper te doordenken. Op die manier wil ik de Bijbel, de gereformeerde beginselen en de praktijk van het zendingswerk op elkaar betrekken.’

Niet zonder de ambten

Het onderwijzen, dopen en leren binnen de bedding van de gemeente vraagt om leiding. De Schrift toont dat de Heere Zijn kerk ook hierin nooit alleen laat. God Zelf stelt de ambten in. De noodzaak van de aanwezigheid van ambtsdragers in de gemeente wordt duidelijk geïllustreerd bij de verkiezing van Matthias in de gemeente van Jeruzalem (Hand. 1: 26) en door Titus, als Paulus hem vraagt aan te stellen ‘van stad tot stad’ (Tit. 1: 5). Ook van Paulus lezen we dat hij nieuwe christelijke gemeenschappen niet achterliet zonder de instelling van de ambten (Hand. 14: 23). De gemeenten onderwierpen zich aan ambtelijk gezag, wat ook blijkt uit het reisverslag van Paulus en Timotheüs, die de jonge gemeenten opzoeken. Daar ‘gaven zij hun de ordinantiën over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goedgevonden waren, om die te onderhouden’ (Hand. 16: 4). Blijkbaar konden en mochten ook de jonge gemeenten niet zonder de ambten, door de Heere Zelf ingesteld.

Kinderdoop

Van Doleweerds visie op het zendingswerk werd ingekleurd door de praktijk op het zendingsveld, zo vertelt hij vanuit Bali tijdens een gesprek via een Skype-verbinding. ‘In 1995 zond de kerk me uit naar Ecuador. Je gaat weg met een opdracht en een voorbereiding in Nederland. Maar op het moment dat je met de praktijk in aanraking komt, lijken allerlei zaken net wat anders te liggen. In Nederland leef je kerkelijk in een behoorlijk gelijkgezinde omgeving. Je hoeft maar een half woord tegen elkaar te zeggen en de ander begrijpt je. Op het zendingsveld krijg je te maken met een andere cultuur, met andere kerken en opvattingen. In Ecuador ontmoette ik veel mensen die weinig kennis hadden van de gereformeerde beginselen. Dan heb je een taak om de inhoud daarvan zorgvuldig uit te leggen, zodat de mensen ze ook echt eigen kunnen maken. In de zending kom je in aanraking met allerlei kerken en theologische verschillen. Rond de kinderdoop bijvoorbeeld lopen de opvattingen behoorlijk uiteen. Dat kun je niet negeren. Je hoeft ook de gereformeerde visie op de doop niet achter te houden. Die visie pas je niet aan, daar sta je voor. Tegelijkertijd wil je de samenwerking in stand houden. Verschillen kunnen dikwijls niet overbrugd worden. Op die manier lijd je soms aan de onderlinge verschillen rond het ene Woord van God.’

Gereformeerde uitgangspunten

Als iemand geïnteresseerd is in het zendingswerk komt hij al snel bij evangelicale boeken terecht, omdat er van gereformeerde zijde niet zo veel studiemateriaal is. Juist met het oog daarop schreef Van Doleweerd zijn boek. ‘Je wilt niet dat zendingswerkers hun gereformeerde uitgangspunten gaan relativeren als ze op een veld komen. En als dat gebeurt, heeft dat misschien te maken met innerlijke onbekendheid met de rijke waarde van de gereformeerde leer. Dat is niet goed en ook niet nodig.’ Het valt Van Doleweerd juist steeds opnieuw op dat de gereformeerde theologie zo diep de grondvragen van het geloof heeft doordacht. ‘Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus heeft een diepe, bijbelse inhoud. Tegelijkertijd waren de opstellers ook goed op de hoogte van waar het hart van de mens om vraagt: troost. Dat woord is nog altijd actueel en laat zien dat de gereformeerde theologie niet veroudert.’

Verbonden

Van Doleweerd hoopt ook dat de kerk meer en meer doordrongen raakt van het belang van het zendingswerk. Kerk en zending zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden, zo stelt hij in zijn boek. ‘Neem het artikel over de kerk in de Twaalf Artikelen. Daar lezen we de vier kenmerken van de kerk. Eén, heilig, algemeen, christelijk. Deze kenmerken bij elkaar genomen maken dat de kerk in haar wezen gericht is op zending. De kerk bedrijft geen zending als iets moois dat erbij komt. De roeping tot zending is een wezenskenmerk van de kerk.’

Had de gereformeerde kerk altijd oog voor deze roeping?

‘Nee, eigenlijk is het wat ondergesneeuwd. Je ziet wel mooie initiatieven. De Nederlandse theoloog Antonius Walaeus stichtte een soort zendingsseminarie dat diverse zendingspredikanten opleidde voor Oost-Indië. Maar dit is geen doorlopende lijn geweest in de gereformeerde traditie.’

Ben je het sterke bewustzijn voor zending op de velden tegengekomen?

‘Ik heb het in Ecuador gezien in de eerste leden van de zendingsgemeente El Amparo. Ze werden door Gods Geest getrokken. Dat gebeurde in een weg van strijd en beproevingen. Van harte verlangden deze leden naar de uitbreiding van Gods koninkrijk. Iets dergelijks ben ik tegengekomen in de geschiedenis van de christelijke kerk op Bali. Tegen de verdrukking van de hindoes in hielden de eerste christenen vast aan de Bijbel en konden ze niet nalaten om daarover te spreken. Vaak zie je dat dit vuur bij een tweede generatie minder wordt. Ben je nog een generatie verder dan is het geschiedenis geworden.’

Kan het voor een kerk tot zegen zijn als de betrokkenheid op het zendingswerk toeneemt?

‘Daarvan ben ik overtuigd. Ik merk bij mezelf dat ik op een zendingsveld meer leef bij het tijdelijke van alles hier beneden. Ik moet ook eerlijk zeggen dat dit niet in mijn natuur zit. Het is nodig dat ik voortdurend leer dat het hier op aarde niet om ons gaat maar om de eer van Gods Naam en om Zijn Koninkrijk. Dat is een school van zelfverloochening die echt beoefend moet worden. Zelfverloochening is misschien wel een van de eerste vereisten voor zendingswerkers. Naarmate de wederkomst dichterbij komt, zal het werk van de zending niet eenvoudiger worden. De aanvechtingen worden meer. Juist dat brengt wel eens tot het gebed: Heere, hoe lang gaat het hier zo nog door? Als de kerk mag dienen als een pelgrim, zal ze ook naar het einde verlangen.’

Zeven stellingen

In het slothoofdstuk van Dauw op de aarde werpt Jan van Doleweerd een blik vooruit op de toekomst van het zendingswerk. Hij doet dit in zeven stellingen die alle beginnen met dezelfde zin.

Aandacht voor de zending van de kerk in de wereld…
• verdient een grote plaats in de kerk
• voorkomt kerkelijk egocentrisme
• helpt vragen te beantwoorden en positie te bepalen in de eigen context
• brengt de vervulling van Gods beloften voor Israël dichterbij
• vergroot de aandacht voor de wederkomst
• stimuleert de pelgrimsgedachte van de kerk
• bepaalt de reformatorische kerken bij de verantwoordelijkheid de bijzondere zegeningen uit de geschiedenis van de Europese kerk over te dragen aan jonge kerken in de wereld

Eerder verschenen in Paulus 347 - mei 2015

Dienen als een pelgrim.pdf

Dienen als een pelgrim.pdf

  • Download