Een beker koud water

Omzien naar de naaste in Oost-Azië


‘De Heere zag naar mij om en Hij zorgt dag aan dag. Zou ik daarin een ander niet laten delen?’ Leah en Carina, werkers in Oost-Azië, vertellen over de mogelijkheden om door praktisch dienstbetoon het Evangelie te delen in een gesloten land.

Door Fokeline Weerheim

Leah is een van de zendingswerkers van het eerste uur die door ZGG naar Oost-Azië werd uitgezonden. Zij woont er al meer dan vijftien jaar. Carina woont nu drieënhalf jaar in Oost-Azië. De omstandigheden waarin zij werken en leven verschillen, maar beiden zijn elke dag op zoek naar mogelijkheden om het Evangelie door te geven. Dat is niet eenvoudig in een land waar openlijk zendingswerk verboden is en waar de overheid daarnaast niet erg gesteld is op buitenlanders die langere tijd in het land verblijven.

Familierelaties

In het land waar beiden verblijven, zijn relaties een belangrijk onderdeel van de cultuur. Leah: ‘Mensen beschouwen iedereen waar ze een relatie mee hebben als hun naaste. Dat zijn dus familieleden, vrienden, klas- en studiegenoten en alle andere mensen waarmee ze in verbinding staan. Vanuit de traditie zijn er veel gewoonten waaraan je je moet houden. Zo ga je bijvoorbeeld elk jaar naar je ouderlijk huis, ook als je op grote afstand woont en de relatie niet zo goed is. Mensen in Azië spreken daarnaast altijd in de wij-vorm. Als ik alleen in de lift sta, krijg ik de vraag: ‘Waar komen jullie vandaan?’
Carina ziet in haar omgeving dat met name familierelaties heel belangrijk zijn voor mensen. Familieleden worden in de eerste plaats als naasten gezien. De manier waarop mensen omzien naar hun naasten verschilt. Carina: ‘Mensen geven soms financiële hulp, maar helpen elkaar ook door het geven van eten of andere noodzakelijke dingen. Wat hier ook veel gebeurt, is een ander van ongevraagd advies voorzien. Dit is een manier om te laten merken dat je om de ander geeft.’
Leah vult aan dat mensen uit het Westen kunnen leren van de manier waarop de mensen in Azië inhoud geven aan hun familierelaties: ‘Ik benoem hier vaak dat de mensen het vijfde gebod serieus nemen. Zo heeft de Heere het bedoeld. Dan zijn wij als westerlingen nogal individualistisch ingesteld.’

Psychische nood

Leah ziet in verband met haar werk vooral psychosociale nood in het leven van mensen. ’Mensen ervaren psychische druk, stress, angst en tegenslagen waardoor het leven zwaar en moeilijk is. Het helpen van mensen in die nood is niet eenvoudig en is vaak een druppel op een gloeiende plaat. Tijd hebben voor mensen en een luisterend oor bieden is een belangrijk onderdeel in mijn ontmoeting met mensen. Hoewel in het hulpverleningsbureau de professionele hulp voorop staat, biedt deze setting tegelijkertijd veel mogelijkheden om mensen te leren kennen.
Verder ga ik bij mensen thuis op bezoek. Vooral meeleven, luisteren, soms gewoon stil zijn en op de bank zitten. Daarnaast geef ik weleens een tip over wat de lijdensdruk zou kunnen verlichten, waarbij ik zoek naar aanknopingspunten om iets uit het Woord door te geven. Soms kan ik vertellen wat voor mij de enige Troost is in het leven.’
Carina geeft aan dat ook zij geconfronteerd wordt met veel psychische en geestelijke nood in de stad waar ze woont: ‘De meeste mensen groeien bijvoorbeeld niet op bij hun ouders maar bij hun grootouders. Dat zorgt vaak voor problemen in relaties. Ik heb daarnaast geregeld contact met westerse artsen. Zij hebben soms bijna dagelijks te maken met de nood van (ongeboren) baby’s en kinderen die opgegeven worden. De gedachte heerst dat de handicap of ziekte die de baby heeft te veel moeite gaat opleveren.’

Hulpvraag

Er is ook sprake van materiële nood. Leah vertelt over een bezoek: ‘Als ik in de dorpen op bezoek ga, ontmoet ik daar mensen met een tekort aan kleding, een tekort aan schoeisel en tekort aan warmte. De oorzaak daarvan is niet altijd beperkte financiële draagkracht. Het lijkt ook samen te hangen met onvermogen om te organiseren en zich te ontwikkelen. Als ik kan helpen, doe ik dat graag. De gewone werkwijze is dat ik geen geld geef, maar zelf de benodigde aankopen doe. Dat geeft tegelijkertijd de mogelijkheid om opnieuw op bezoek te gaan. Je merkt dat er openingen voor het Woord ontstaan als mensen in de acute materiële nood voorzien zijn. Het is een moment om te verwoorden dat God voor hen zorgt door ons te sturen.
Toch blijft het lastig hoe je mensen kunt helpen zonder hen afhankelijk te maken. Het is heel moeilijk in te schatten in welke financiële situatie mensen verkeren en wat de hulpvraag is. Mensen hebben een mobiel, maar geen stromend water in huis. Ze hebben een auto, maar wassen hun kleding in de rivier. Graag geef ik hulp waarbij ik mogelijk iets kan doorgeven van de Boodschap.’

Zoektocht

Carina is op dit moment nog student en het is in haar situatie niet makkelijk om het omzien naar de naaste gestalte te geven. ‘Ik ben al maanden bezig om toestemming te krijgen om vrijwilligerswerk te mogen doen in een psychiatrisch ziekenhuis hier. Omdat ik student ben, is het niet toegestaan om daarnaast andere dingen te doen. Op kleine schaal probeer ik mensen die te maken hebben met ziekte te bezoeken en voer ik vanuit mijn achtergrond als hulpverlener soms ook gesprekken met mensen. Ik probeer daarbij voornamelijk een luisterend oor te bieden en mensen heen te wijzen naar de Enige Die werkelijk rust en troost kan geven.
Omzien naar mijn naaste betekent voor mij momenteel vooral het werkelijk zien van de ander. Dat betekent bijvoorbeeld een gesprek hebben met een taxichauffeur en belangstelling hebben voor zijn leven. Vervolgens komt het vaak tot een gesprek waarin ik iets kan delen van wat voor mij belangrijk is in het leven.’
Carina komt ook in aanraking met financiële nood. ‘Ik heb een huisgenoot die tegen een kleine vergoeding bij mij in huis woont. Ik weet dat ze deze vergoeding eigenlijk ook niet goed kan missen en ik heb het niet nodig.  Toch lijkt het me voor onze verhouding goed als ik deze vergoeding van haar vraag. Maar het blijft een zoektocht.’

Om veiligheidsredenen zijn de namen van werkers in Oost-Azië gefingeerd.

Eerder verschenen in Paulus 361 - maart 2018