Een bijbelse lijn

Waarom ZGG uitziet naar gemeentevorming


Bij de zoektocht naar een nieuw zendingsveld vormt het ontstaan van zelfstandige gemeenten een belangrijk doel. Het ontstaan van zelfstandige gemeenten op een zendingsveld is een zichtbaar teken van de komst en openbaring van Gods Koninkrijk in deze wereld. Daarmee vormt gemeentevorming een wezenlijk onderdeel van het zendingswerk.

Door Jan-Kees Kooijman

Daar waar ZGG werkzaam is beoogt zij, indien de omstandigheden dit toelaten, het ontstaan van zelfstandige gemeenten. Het missionaire proces van gemeentevorming krijgt in het beleid en in de praktijk veel aandacht. In dit proces wordt zichtbaar dat gemeentevorming geen planmatig maar een geestelijk karakter kent. Christus’ gemeente wordt bijeengebracht door de Heilige Geest.

Samen dienen

De gehele Schrift door wordt duidelijk dat het persoonlijk dienen van de Heere niet buiten het gezamenlijk dienen van Hem omgaat. Reeds vanaf het moment dat ‘men de Naam des HEEREN’ aanroept (Gen. 4: 26), is er sprake van samenkomsten. Later zien we dit patroon terug in de tabernakel- en tempeldienst. In het Oude Testament wordt Israël gedurig opgeroepen om in gezamenlijkheid de Heere te dienen: ‘Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft’ (Ps. 95: 6).
Deze lijn wordt in het Nieuwe Testament voortgezet. Ook dan staat het dienen van de Heere niet los van een leven in een gemeenschap. De zendingsopdracht zoals verwoord in Matthéüs 28: 19 maakt dat duidelijk. De opdracht aan de apostelen is niet (uitsluitend) de verkondiging van het Woord van God, maar bestaat ook uit onderwijzen, dopen en leren. In het Bijbelboek Handelingen wordt zichtbaar dat de gemeente hierin een belangrijke plaats heeft. Zo lezen we dat de drieduizend bekeerlingen op de Pinksterdag toegedaan worden tot de gemeente in Jeruzalem (2: 41, verg. Hand. 1: 15). Tezamen volharden zij in de gemeenschap (vs. 42), zij komen bijeen (vs. 44). De Heere Zelf voegde dagelijks mensen toe tot de gemeente (vs. 47).

Niet zonder de ambten

Het onderwijzen, dopen en leren binnen de bedding van de gemeente vraagt om leiding. De Schrift toont dat de Heere Zijn kerk ook hierin nooit alleen laat. God Zelf stelt de ambten in. De noodzaak van de aanwezigheid van ambtsdragers in de gemeente wordt duidelijk geïllustreerd bij de verkiezing van Matthias in de gemeente van Jeruzalem (Hand. 1: 26) en door Titus, als Paulus hem vraagt aan te stellen ‘van stad tot stad’ (Tit. 1: 5). Ook van Paulus lezen we dat hij nieuwe christelijke gemeenschappen niet achterliet zonder de instelling van de ambten (Hand. 14: 23). De gemeenten onderwierpen zich aan ambtelijk gezag, wat ook blijkt uit het reisverslag van Paulus en Timotheüs, die de jonge gemeenten opzoeken. Daar ‘gaven zij hun de ordinantiën ver, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goedgevonden waren, om die te onderhouden’ (Hand. 16: 4). Blijkbaar konden en mochten ook de jonge gemeenten niet zonder de ambten, door de Heere Zelf ingesteld.

Plantatio ecclesiae

Dat het leven van de christen niet goed kan functioneren buiten de gemeenschap om wordt door de gereformeerde belijdenis meermaals benadrukt. Het apostolisch belijden van de gemeenschap der heiligen vraagt dat de gelovige ‘allen en een iegelijk (…) zich moet schuldig weten zijn gaven te nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te wenden’ (Heid. Cat. vr. 55). De Nederlandse Geloofsbelijdenis belijdt dat buiten de Kerk geen zaligheid is en dat niemand ‘zich behoort op zichzelf te houden; maar dat zij allen schuldig zijn, zichzelf daarbij te voegen en daarmede te verenigen’ (art. 28).
De belijdenis toont de noodzaak van de christelijke gemeente voor het christen-zijn. De gemeente is de plaats waar Gods Woord wordt verkondigd, de sacramenten worden bediend en de tucht wordt geoefend, onder leiding van de ambten. Dit gold niet alleen toen, maar het geldt ook nu. En niet alleen hier, maar wereldwijd. Daarom is het niet zo verwonderlijk dat de gereformeerde hoogleraar Gisbertus Voetius (1589-1676) in zijn zendingsleer het ‘planten van kerken’ (plantatio ecclesiae) tot doel van de Evangelieverkondiging verheft. De bekeerde heiden kan immers, op grond van Schrift en belijdenis, niet buiten het christelijke gemeenteleven.

Goddelijke instelling

In deze lijn wil ZGG haar werk op de zendingsvelden vormgeven. De gemeente is immers de plaats waar de Heere Zijn gemeente vergadert rondom het Woord (NGB art. 27). Daar vindt de bediening der verzoening plaats. Binnen die bedding horen de bediening van de sacramenten, de catechese, het diaconaat en het pastoraat thuis. Daar roept de Heere ook Zijn knechten.
Dit alles maakt de kerk op aarde geen werk van mensen, maar een Goddelijke instelling die wij hebben te eerbiedigen. Ook op het zendingsveld. De christen heeft de gemeente nodig bij het uitvoeren van zijn taak op aarde. Daarom klinkt de vermaning: ‘laat ons de onderlinge bijeenkomsten niet nalaten’ (Hebr. 10: 24-25).

Verlangen naar Gods Koninkrijk

ZGG ziet uit naar het ontstaan van zelfstandige gemeenten. Zelfstandig, zodat de gemeente haar taken leert verstaan. Naar haar lidmaten toe, om acht op elkaar te slaan en ‘tot opscherping der liefde en der goede werken’ (Hebr. 10: 24). Maar ook om het ontvangen Woord verder te verspreiden. De uitzending van Paulus en Barnabas vond niet voor niets plaats vanuit de gemeente van Antiochië, waar de ambten functioneerden (Hand. 13: 1-3). De verspreiding van het Evangelie in de gehele wereld is in Gods Woord nauw verbonden aan geïnstitueerde gemeenten. Deze gemeenten verlangen, in diepe afhankelijkheid van het werk van de Heilige Geest, naar de openbaring van de komst van Gods Koninkrijk in het ontstaan van nieuwe, zelfstandige gemeenten. En dat is ook het uitzien van het deputaatschap ZGG voor het nieuwe zendingsterrein.

Eerder verschenen in Paulus 351 - maart 2016