Een zegen voor alle volken

Wat de Bijbel zegt over zending


Zending heeft alles te maken met niet-gekerstende volken. Maar waar komt deze gedachte vandaan? Wat is de reikwijdte van de zendingsopdracht?

Door Jan-Kees Kooijman

De God van de schepping is de God en Schepper van alle volken. De eerste hoofdstukken van het boek Genesis laten ons dit zien. De hele mensheid, voortkomend uit dezelfde vader en moeder, groeit uit van acht mensen in Genesis 8 tot een menigte van zeventig volken in Genesis 10. Als de Heere Zijn heilsplan aan Abraham verder openbaart in de belofte, spreekt Hij: ‘En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde’ (Gen. 22: 18). De belofte van het heil in de komende Messias strekt zich dus uit tot alle volken.

Uitzien

De genoemde belofte aan Abraham vormt het uitgangspunt van een lijn die door het hele Oude Testament te vinden is. Zo heeft deze belofte het gebed van Salomo tijdens de ingebruikname van de tempel gestempeld: ‘Opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen’ (2 Kron. 6: 33). In veel van de psalmen wordt reikhalzend uitgezien naar de vervulling van deze belofte: ‘De volken zullen U, o God, loven’ (Psalm 67: 4). Ook hebben de profeten hiervan geprofeteerd, zoals Jesaja: ‘Mijn gerechtigheid is nabij, Mijn heil trekt uit, en Mijn armen zullen de volken richten’ (Jes. 51: 5). Deze en andere Schriftplaatsen onderstrepen het Oudtestamentische verlangen naar de vervulling van Gods belofte aan Abraham.

Belofte of vervulling?

Waar het Oude Testament spreekt over de belofte, spreekt het Nieuwe Testament over de vervulling. De hogepriester Kajafas heeft het geprofeteerd: Gods kinderen zijn verstrooid over de gehele aarde (Joh. 11: 52). Johannes heeft hen zien staan, voor de troon en het Lam, uit alle volken, tongen en natiën (Openb. 7: 9). De reikwijdte van Gods Woord aan Abraham wordt hier bevestigd: alle volken. Omdat Gods kinderen verspreid zijn over de hele wereld en Christus’ bruid zich dus bevindt te midden van alle volken, moet ‘in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem’ (Luk. 24: 47). Daarom roept Christus Zijn discipelen na Zijn opstanding bijeen en krijgt de Kerk haar opdracht: ‘Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb’ (Mat. 28: 19).

Werkwijze apostelen

Nu de opdracht en haar reikwijdte in de vorige paragraaf is beschreven, komen we bij de vraag op welke manier de apostelen gehoor hebben gegeven aan deze opdracht. Paulus schrijft over zijn roeping aan Timotheüs: ‘Maar de Heere heeft mij bijgestaan en heeft mij bekrachtigd; opdat men door mij ten volle zou verzekerd zijn van de prediking, en alle heidenen dezelve zouden horen’ (2 Tim. 4: 17). En, samen met Barnabas, kan hij het zeggen: ‘Want alzo heeft ons de Heere geboden, zeggende: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen’ (Hand. 13: 47). In deze teksten laat Paulus zien dat zijn roeping als apostel direct verbonden is met de opdracht om het Evangelie te verkondigen onder alle volken.

Geen plaats meer?

In Romeinen 15 laat Paulus zien welke concrete consequenties de volken-gedachte heeft voor zijn zendingsreizen. Als hij na een aantal reizen vanuit Jeruzalem, dwars door Klein-Azië heen is getrokken en zelfs tot in Illyrikum toe (in de omgeving van het huidige Albanië) gekomen is, schrijft hij dat ‘ik (...) het Evangelie van Christus vervuld heb’, nu ‘geen plaats meer hebbende in deze gewesten’ graag ‘naar Spanje’ wil reizen (Rom. 15: 19, 23, 24). Paulus zegt klaar te zijn met zijn werk in het hele gebied tussen Jeruzalem en Illyrikum en staat gereed om een nieuw zendingsveld in Spanje te openen. Er is - naar eigen zeggen - geen werk meer voor Paulus in Jeruzalem, Antiochië, Efeze, Athene, Korinthe en andere steden. Waar komt deze gedachte vandaan? Paulus is zeer begerig het Evangelie daar te verkondingen waar het nog niet geweest was. Deze begeerte komt niet voort vanuit onheilig avonturisme. In Romeinen 15: 8-10 citeert Paulus uit Deuteronomium, de Psalmen en uit de profetieën van Jesaja en fundeert zo zijn roeping direct op Oudtestamentische beloften. De Schrift zelf is Paulus’ kompas dat hem de weg wijst naar de volken.
Paulus is niet de enige geweest die zijn roeping als apostel direct heeft verbonden aan het heil voor alle volken. Het is indrukwekkend om te bezien hoe de eerste ontvangers van de woorden uit Mattheüs 28: 19 gehoor hebben mogen geven aan de zendingsopdracht en tot de volken zijn uitgegaan.

Niet voltooid

‘Want alle volken zullen komen en voor U aanbidden’ (Openb. 15: 4). De verheerlijking van God in de aanbidding en de lof door Zijn bruid uit alle volken is het grote doel achter de zendingsopdracht. Deze Bijbelse lijn, waarbij God alle volken op het oog had, heeft én houdt, stempelde het werk van de apostelen. En met 6.600 onbereikte volken om ons heen is de zendingsopdracht anno 2016 nog niet voltooid.
De volken-gedachte uit de Schrift geeft ZGG richting en fundament voor haar handelen. Opdat, onder de zegen van de Heere, ook daar waar het Evangelie nu nog niet is, Zijn Kerk gebouwd mag worden. Dit werk hoeft niet te gebeuren zonder belofte: ‘En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.’ (Mat. 24: 14). Zo worden in Abrahams Zaad - dat is: in Christus - alle volken der aarde gezegend.

Begin mandaat van ZGG

‘Zending is die arbeid van de kerk onder de nietgekerstende volken, die in Woord en daad gestalte geeft aan Christus’ opdracht aan Zijn Kerk, opdat onder Zijn zegen en tot eer van Zijn Naam daar Zijn Koninkrijk mag komen en openbaar zal worden in zelfstandige gemeenten.’

Eerder verschenen in Paulus 350 - januari 2016