Geestelijk voedsel op het zendingsveld

Zendingswerkers kunnen alleen delen als ze zelf ontvangen


Op zondag twee keer naar de kerk. In het gezin of met vrienden napraten over de preek. Samen psalmen zingen. Het zijn voor ons vaste onderdelen van de zondag. We zouden het niet graag missen. Zo mogen we ons op de eerste dag van de week in het bijzonder richten op de Heere en Zijn dienst. Hoe gaat dat op het zendingsveld als er nog geen kerk is? Als je, zoals in Guinee, niet of nauwelijks christenen om je heen hebt?

Door Just van Toor

Het is een veel gebruikt beeld binnen de zending. Wanneer je aan anderen water wilt uitdelen, is het belangrijk dat je steeds over vers water kunt beschikken. Al heb je een voorraad van duizend liter: als er niets bijkomt, raakt deze een keer op. Daarom is het belangrijk dat je water put uit een bron. Dan kun je blijven putten en dus blijven uitdelen. Zo is het ook in geestelijk opzicht. Een werker kan niet altijd moed putten uit een uitzenddienst van jaren geleden. Hoe bemoedigend deze dienst ook was. Er is nieuw geestelijk water nodig. In Nederland hebben we de vaste orde van zondagse kerkgang. Ook rond de maaltijden en in onze stille tijd gaat de Bijbel open. Hoe is dat op het zendingsveld?

Stille tijd

We leven in Nederland in een individualistische cultuur. Mensen zijn meer op zichzelf gericht dan op een groep. Dat is in Guinee heel anders. Mensen leven in familieverband en delen veel met elkaar. Het is onmogelijk om je daaraan te onttrekken. Wie helpt je anders met het bewerken van je akker? Wie zorgt er voor je wanneer je ziek bent? Het leven in hecht familieverband heeft ook gevolgen voor besteding van de tijd. Er wordt gezamenlijk gewerkt, maar ook gezamenlijk gerust. En in de meeste woningen in Nigeria, Papoea of Guinee is niet zoveel ruimte dat iemand zich langere tijd kan terugtrekken.
Hoewel zendingswerkers hun eigen woning hebben, ervaren ze dat ook zij onderdeel zijn van de stam of familie waaronder ze wonen en werken. De hele dag door komen er mensen aan de deur. Soms om hulp te vragen of om voedsel te brengen dat men net geoogst heeft. Men komt ook vaak om ‘gewoon’ te groeten en samen te praten. Dat heeft natuurlijk iets moois in zich: een dergelijke ontmoeting bevordert het vertrouwen over en weer en misschien geeft het gesprekje wel aanleiding tot een dieper gesprek.

Open deur

Een gevaar is dat een werker nauwelijks tijd heeft om in stilte Gods Woord te lezen en om te bidden. Overdag is er steeds bezoek en na een warme tropische dag heeft de werker ’s avonds soms nauwelijks nog energie. Bert de Wit, die als evangelist in Garama werkt, vertelt: 'We leven in het centrum van het dorp en dat betekent dat we gedurende de dag een ‘open-deur-beleid’ hebben zoals ook de buren dat kennen. Maar we beginnen de dag vanuit de rust. De deur gaat pas om acht uur open. De tijd daarvoor is voor ons een waardevolle voorbereidingstijd voor de dag, individueel en als gezin.
De maaltijden worden omlijst door gebed, Bijbellezen en zang. ’s Middags lezen we uit de Mogofin-bijbelgedeelten omdat er zeer regelmatig mensen mee-eten. Na de dag gaat de deur zo rond een uur of zeven weer dicht. Dan eten we met elkaar en hebben daarna in de woonkamer een uitgebreide afsluiting van de dag met zang, Bijbellezen, gesprek en gebed met de kinderen. Het op deze wijze inlijsten van de bezigheden van de dag helpt ons om weer naar de rust van de nacht toe te groeien.'

Eredienst

Daar waar een zusterkerk is ontstaan of waar werkers deel uitmaken van een zendingsgemeente is er gelegenheid om naar de kerk te gaan. Ondanks alle verschillen klinkt ook daar het Woord van de Heere en komt de gemeente samen om dat Woord te horen, om samen te zingen en te bidden. Toch is daarmee niet alles gezegd. Alinda Paul, die vele jaren op Papoea heeft gewoond en gewerkt herinnert zich een evangelist op een van de buitenposten: 'De evangelist had eigenlijk vier preken die hij met regelmaat hield. Als hij net begonnen was, wist ik al wat er komen zou. Dan is soms de verleiding groot om thuis te blijven en een preek te lezen of een preek uit Nederland te beluisteren. Toch ging ik naar de kerk. Het samenkomen als christenen van een gemeente rondom het Woord heeft altijd waarde. Ook als een signaal naar de andere mensen in het dorp. Het is belangrijk dat ze zien dat het een goede gewoonte is om trouw naar de kerk te gaan.'

Team

In Guinee is nog geen sprake van een gemeente. Wel komt het team op zondag bij elkaar. Bert vertelt: 'We luisteren op zondagmorgen naar een preek. ’s Middags lees ik met een man uit ons dorp bij hem thuis het Bijbelboek Lukas. Een à twee keer per maand ga ik op zondagmorgen naar de bijeenkomst in Boké. Een klein aantal mensen met een moslimachtergrond komt daar samen. Naast deze zondagse bijeenkomst organiseren zij gedurende het schooljaar een Bijbelstudie op vrijdagmiddag en ook daar doen wij als teamleden regelmatig aan mee.
Naast de zondagse bijeenkomst komen we als team ook eenmaal per week ’s avonds bij elkaar. De ene keer voor Bijbelstudie, dan weer voor zang of we bidden om een zegen voor een aanstaande vergadering. Tijdens de jaarlijkse bezinning van twee of drie dagen behandelen we regelmatig een thema met een wat meer persoonlijk pastoraal thema. In al die bijeenkomsten gaat Gods Woord open en delen we soms met elkaar wat ons bezighoudt.'

Catechisatie

Wanneer een werker met vrouw en kinderen is uitgezonden, vraagt ook de geestelijke vorming van de kinderen om aandacht. Familie De Wit organiseert op zondagmiddag zondagsschool. Met de oudsten van acht en tien willen ze binnen niet al te lange tijd met catechisatie beginnen, zodat de drie jongsten weer wat meer op hun niveau zondagsschool krijgen. En door de week? 'Voor de avond houden we graag vast aan een gezamenlijke dagsluiting', vertelt Bert. 'De oudsten lezen op bed nog een dagboek. Vaak praat Willemiek of ik daar nog even met hen over door.'
Ook ervaart Bert het als een geschenk dat er een onderwijsvrijwilliger beschikbaar is: 'Dat betekent dat er ook een stuk vorming plaatsvindt op school. Als ouders zijn we daar heel dankbaar voor.'

Thuisgemeente

Is het ook voor de thuisgemeente mogelijk om een uitgezonden zendingswerker op dit punt te ondersteunen? Bert: 'Tijdens ons verlof en ook wel via de mail, onderhouden we contact met een pastorale toonzetting met de predikant en kerkenraad van onze gemeente Utrecht. Dat is door de afstand niet zo gemakkelijk. We zijn ons ervan bewust dat onze belevingswereld erg verschilt van die van de thuisgemeente. Het vraagt daarom extra inspanning van onze kant om een ontmoeting mogelijk te maken. Je bent snel geneigd om meer gericht te zijn op toelichting geven op onze situatie dan op de inhoudelijke ontmoeting van hart tot hart.
Als je langer uitgezonden bent, mag je best accepteren dat het moeite kan kosten om elkaar goed te begrijpen. Dat maakt de band met Nederland overigens niet losser. Die band bestaat namelijk niet bij de gratie van het gevoel van eenheid of iets dergelijks, maar bij de genade van het samen deel uitmaken van de gemeente.'

Eerder verschenen in Paulus 344 - november 2014