Gods raad en de roep om werkers

Impressies van een korte terugkeer van familie Commelin naar Guinee


We zitten aan de keukentafel bij Johan en Marijke Commelin. Hij is pas vier dagen terug uit Guinee. Zijn vrouw ruim een maand. Drie maanden lang verbleef hij in Boké. Zijn gedachten zijn nog in Afrika. 'Ik houd van Afrika, het omschakelen vind ik moeilijk', bekent hij. We kijken met hem terug op de maanden in Guinee.

Door Wijnanda van Burg en Julian van der Veer

Het bezoek aan Guinee was uit de nood geboren. Directe aanleiding was het tijdelijk vacant-zijn van de zendingspost in Boké, door ziekte en lang openstaande vacatures. Dat laatste grijpt Commelin zichtbaar aan: 'Er is zoveel werk te doen.'
Familie Commelin werd in 1991 als pionier uitgezonden naar Guinee. Zeven jaar verbleven ze er. Na repatriëring brachten ze nog regelmatig een bezoek. Nu werd er weer een beroep op hen gedaan. Het werk moest voortgang hebben. Commelin is nog steeds verwonderd over het tijdstip van dit bezoek. Janneke de Bel, werker in opleiding, vloog met hen mee naar Guinee. Commelin: 'We mochten haar inwerken.' Twee weken voor zijn vertrek, begin januari, keerde Ineke Troost terug van ziekteverlof. Verschillende werkzaamheden konden zo goed worden overgedragen. 'Gods raad', benadrukt hij, 'blijkt steeds zo wonderlijk te zijn.'

‘Hé, monsieur Jean!’

Opnieuw naar Guinee gaan deed wat met Johan en Marijke Commelin. 'We waren ontroerd: je mag weer even terugkomen op een bekend plekje. Weer in je eigen huis.' En natuurlijk het ontmoeten van oude bekenden. 'Heel veel mensen kwamen ons begroeten. Ze herkenden ons nog van toen. ‘Hé, monsieur Jean’, riepen ze dan. De eerste weken hebben we veel aanloop gehad.'
Het was ook confronterend. Commelin: 'We hebben, toen we in Boké werkten, veel met jongeren opgetrokken. Veel van hen hebben inmiddels geen belangstelling meer voor het Evangelie.' Toch is hij zeker niet ontmoedigd. 'De duivel gaat hevig tekeer, maar de Heere werkt duidelijk ook!'

Verdrukking

De meesten van de jongeren waarmee de Commelins contact hadden, zijn onder druk afgehaakt. 'De invloed van de islam wordt sterker in Guinee', vertelt Commelin. 'De sociale druk is enorm. Bekering naar het christendom betekent dat je je familie kwijtraakt. Dat is in Guinee erg. Heel erg. Voor ons Nederlanders is dat moeilijk voor te stellen. Vergelijk het met het tekenen van je eigen doodvonnis.' Johan Commelin illustreert het met het voorbeeld van een vroegere vriend: 'Deze toegewijde, gedoopte christen is onder druk van zijn omgeving teruggevallen.'
Ook in het straatbeeld is de invloed van de islam toegenomen: 'We zagen meer vrouwen met boerka’s. Meer producten in de winkels met Arabische opdruk.' De islam is vaak slechts een vernislaag over het animisme. 'Als er écht iets met iemand aan de hand is, gaat men naar de toverdokter. Het maakt de duivel niet uit of men nu moslim of animist is. Als Jezus maar niet beleden wordt. Sommige moslims hebben wel sympathie voor de christenen. Ze herkennen de normen en waarden en hebben respect voor ons. Ook kennen ze Jezus als de profeet Isa uit de koran. Toch is er een breekpunt: als we het hebben over de vrije genade haken ze af. Verzoening door een Ander? Daar kunnen ze niets mee: ‘Je moet zelf voor je zonden boeten’, zegt men dan.'

Fara

'Vertel vooral het verhaal van Fara', dringt Commelin aan. 'Ik geloof dat de Heere in hem werkt.'
Fara komt uit de omgeving van Conakry en is telg uit een vooraanstaande en ontwikkelde familie. Zijn vader is bestuurder van een district. Lang geleden kwam hij in aanraking met het Evangelie door Yatara, de vertaalhulp van de zending. Yatara heeft een grote bijdrage geleverd aan de vertaling van het Nieuwe Testament in de Soso-taal. Hij is door een aanval van een bijenzwerm om het leven gekomen. Deze woonde dicht bij Fara en werd door hem gepest omdat hij christen was. Yatara bleef echter altijd vriendelijk. Na een jaar stopte Fara met plagen. Het raakte hem dat iemand zo ootmoedig kon blijven, dat hij nooit wraak wilde nemen.
Daarna kwam Fara in contact met een Nigeriaanse zendeling. Hij kwam tot het besef dat het Evangelie de waarheid is. Na zijn bekering vroeg hij vergeving aan Yatara. Hij vertelde zijn familie dat hij christen werd. Toen ging het mis. Hij werd onteigend en kwam op zichzelf te staan, berooid. De Nigeriaanse zending heeft Fara toen aan werk geholpen. Ze hebben hem een tijd onderhouden. Nu volgt hij in Boké een opleiding tot verpleger.'
Commelin ziet dat leven van Fara veranderd is. 'Zijn moeder ziet dat ook. Zij is een van de vier vrouwen van zijn vader. Maar zij is de enige die positief is. Fara kan nog steeds niet in de buurt van zijn geboorteplaats komen. Hij is er zijn leven niet zeker. Intussen maakt Fara zich verdienstelijk voor de zending. Hij heeft leidinggevende capaciteiten en is een zelfstandig persoon. Ook is hij een van de Guineeërs die meedoet aan de wekelijkse Bijbelstudies in Boké.'

Stoffen

Wat waren de werkzaamheden van Johan Commelin tijdens hun bezoek? Onder andere toerusting van lokale werkers. Maar ook andere taken: 'We hebben samen met anderen de hele bijbelstudiezaal schoongemaakt', lachen ze. 'Ja, een Afrikaan houdt alles altijd goed schoon op vloerniveau, daarboven kijkt hij meestal niet.' Handen uit de mouwen dus. Op verschillende terreinen. En dat kost energie: 'We zijn inmiddels twintig jaar ouder geworden. Dat merk je toch goed. Ik doe ongeveer de helft van wat ik vroeger deed.' De evangelist vindt dat voor zichzelf niet zo erg, 'maar ik worstel er mee dat er nog zoveel werk te doen is, de vacatures staan al zo lang open. Posten zijn onbemand - er zijn mensen nodig om te evangeliseren en toe te rusten.'
Toch was er ook verwondering: 'De Bijbelstudies vinden nog plaats en de bijbelleeszaal is opengebleven. Ook toen onze zendingswerkers er niet waren. Enkele Guineeërs hielden de post draaiend. Ze vroegen aan mij om met hen samen de Bijbel te bestuderen. Met verschillenden heb ik dit gedaan, onder andere met Camara, een gehandicapte oudere man, en met Fara. Joseph, een vrijwilliger in de leeszaal, zal dat vanaf nu weer van mij overnemen.'

Naar de gevangenis

'Verder zijn we enkele keren in de gevangenis geweest. Ook dit werk heeft door personeelsgebrek stilgelegen. We mochten kerstpakketten uitdelen en met de gevangenen praten. Fara en Joseph legden de betekenis van kerst uit. Er was veel belangstelling voor de Bijbel en andere lectuur.'
Het team heeft veel kalenders met Bijbelteksten uitgedeeld. Deze kalenders vinden gretig aftrek. 'Bij een bankgebouw zagen we naast de balie zo’n kalender hangen, mét Bijbeltekst.' Het werk was voor familie Commelin dus erg divers. Commelin: 'Als er niemand anders was, zat ik in de leeszaal. De aanloop was niet groot. Toch kwam er af en toe iemand binnen om te lezen of wat te kopen.'
Overdragen, het werk moet overdraagbaar zijn. Dat is een sleutelwoord tijdens zijn bezoek geweest. Alles wat Commelin deed moest ook weer door anderen overgenomen kunnen worden. 'Joseph en Fara kunnen gelukkig heel wat werk overnemen.' Joseph is al tien jaar christen: 'Hij is een trouw man, een oprecht christen.'
Fara, Joseph en enkele andere mensen komen iedere vrijdag bij elkaar. Samen doen ze Bijbelstudie. Op eigen initiatief bleven ze bij elkaar komen. Ze hebben Gods Woord en elkaar nodig. Zo kunnen ze staande blijven als christen in de moslimcultuur. Johan: 'Om de beurt hebben ze de leiding. Vrijdag is de heilige dag voor moslims, een uitgelezen dag voor Bijbelstudies dus. Het is moeilijk om de Bijbelstudie op zondag te houden. Dat is wel geprobeerd, maar dan kwam bijna niemand. Het valt te veel op, de zondag is voor de christenen. Sommigen moeten de Bijbelstudies in het verborgen bezoeken.'

Keten van mensen

Johan Commelin voelt zich nog betrokken bij het zendingswerk in Guinee. De dringende behoefte aan werkers houdt hem bezig. Hoe ziet hij de toekomst van het zendingswerk? 'Bidden.' Het blijft even stil. Een werkwoord, geen toekomstplan: 'Bidden om Guinese werkers. Bidden om Nederlanders die sturend en stimulerend met hen kunnen optrekken. Bidden: Heere, hoe wilt U dat we het doen?' Scherp merkt hij op: 'Het is Gods werk. Het kan zomaar anders gaan dan wij denken. Achter onze ideeën zit vaak eergevoel. Dan willen we graag zien dat wij een kerkje hebben gesticht. Het is toch wonderlijk als we zien dat er nu een groepje mensen op vrijdag samen Bijbelstudie doet? We moeten dienend en bescheiden bezig zijn.'
Vruchten groeien vaak langzaam: 'Vaak gebruikt God een keten van mensen om iemand tot Hem te leiden. Zo was er in Boké een meisje dat al vele jaren de kinderevangelisatie bezocht. Ze viel toen al op door haar belangstelling voor het Evangelie. Soms kwam ze niet opdagen, dan mocht ze van haar ouders niet naar de club. Ze kwam naar me toe en vroeg: ‘Wat doen jullie op vrijdagmiddag?’ Ik antwoordde: ‘Bijbelstudie’. ‘Mag ik ook komen?’, was haar vraag. Natuurlijk mag dat! Een meisje van ongeveer vijftien jaar oud. Verschillende personen hebben aan dit meisje de goede boodschap verteld. Zo krijgt niet één persoon de eer, maar God alleen.'

Honderd mensen

Of er meer gebed nodig is? Het is een retorische vraag. 'Ja, er moet meer gebed in de gemeente en meer persoonlijk gebed zijn. Dat is ook wel moeilijk. Blijf maar eens drie maanden lang voor eenzelfde zaak of persoon bidden, vertrouwend dat God hoort. Ik vind dat zelf ook moeilijk. Maar volharding is belangrijk.'
Voor Johan Commelin blijft volledig staan dat het niet ons werk is, maar Gods werk. Maar dat is niet in tegenspraak met de opdracht om te bidden. Juist niet. Commelin: 'De Heere Jezus heeft gezegd: ‘Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn. Deze moet Ik ook toebrengen.’ Omdat God verkiest, zullen er nog Guineeërs toegebracht moeten worden.' Glimlachend overpeinst hij hoe wonderlijk de Heere zou kunnen werken: 'Als er nu honderd mensen zich af gaan vragen: ‘Heere, zendt u ook mij?’ Tja, dan zou het zo maar kunnen dat de Heere er tegen een paar zegt: ‘Ga jij maar.’ Dat zou mooi zijn. Hij is het waard.'

Eerder verschenen in Paulus 334 - maart 2013