10 eieren

12.00: etenspauze op het Albanese schooltje. Zoonlief komt thuis en heeft zin in een boterham met gebakken ei. Tegelijk bedenk ik dat de doos leeg is, dus stap ik met de lege eierdoos naar het winkeltje op de hoek. De doos neem ik altijd mee, ik ben namelijk een beetje bang voor 10 dansende eitjes in een tasje. ‘Goedemiddag, mag ik van u 10 eieren?’ ‘Zeker, wilt u rode eieren?’ ‘Wat, rode eieren?’ Ik denk snel na of ik een feestdag vergeten ben. Wijzend naar lichtbruin gekleurde eieren begrijp ik dat ze hele normale eieren bedoelt. ‘Maar dat is bruin’, zeg ik lachend. ’Ach ja’, zegt ze, ‘rood, zwart, bruin, maakt niet uit, maar deze zijn erg goed!’ ‘Prima hoor, doe er maar 10!’ Lachend loop ik naar huis, rode, bruine, zwarte of witte eieren, voor mij smaakt ieder ei hetzelfde. Of komt dat doordat ik een stadsmens ben?