Afscheidswoord Just van Toor

Geroepen om te gaan

Mattheüs 20: 4 en 7

De Heere Jezus heeft in verschillende gelijkenissen gesproken over een heer, een eigenaar en zijn knechten. Wanneer we die gelijkenissen naast elkaar leggen, kunnen we veel leren over de Heere van de oogst en Zijn dienstknechten. Dat geldt ook voor deze gelijkenis. In vers vier en ook in vers zeven lezen we een duidelijke opdracht: ‘Gaat ook gij in de wijngaard’. Zeker als we ook lessen uit andere gelijkenissen in ons achterhoofd houden, worden duidelijke overeenkomsten zichtbaar tussen een aardse heer en zijn wijngaard en de hemelse Heere en Zijn wijngaard.

In de eerste plaats zijn er blijkbaar veel werkers nodig. Gedurende de hele dag worden er meer werkers gezocht en geroepen om aan het werk te gaan. De oogst is rijp. De oogst is groot! De velden zijn wit om te oogsten (Joh. 4: 35). Wat is dat behalve een aansporing ook een bemoediging. Hoewel het soms lijkt dat het werk in Gods koninkrijk zo weinig vruchten draagt, is er een grote oogst. Soms lijkt het wel of satan meer successen oogst. Echter: omdat de Heere van de oogst Zelf heeft geroepen: ‘Het is volbracht’ (Joh. 19: 30), zal de volle oogst, een rijke oogst, worden binnengehaald. In Zijn wijngaard werken is ten diepste werken in Zijn oogst, die Hij Zelf al bereid heeft en waar Hij garant voor staat. Er kan dus niets mis gaan, maar het gaat  volgens Zijn plan. Wanneer we dat beseffen, bewaart het ons voor moedeloosheid, maar ook voor hoogmoed. De oogst is van Hem.

In de tweede plaats zien we dat er niet alleen veel werkers nodig zijn, maar dat ze ook op verschillende momenten gedurende de hele dag worden geroepen. Sommigen werken lang, anderen heel kort, maar één uur. Toch zijn ze allemaal door Hem geroepen en gezonden en krijgen ze hetzelfde loon: ze zullen mogen straks in vreugde en vrede rusten van hun werk. Als werkers na korte tijd wegvallen kunnen we daar zo verbaasd of zelfs vertwijfeld over zijn: waarom toch Heere? Kon hij of zij niet nog zoveel doen in Uw koninkrijk? Wie echter in Gods wijsheid probeert af te dalen en de grond zoekt, zal deze nooit vinden. Er is geen doorgronding van Zijn verstand (Jes. 40: 28). Het enige dat ons past is diepe verwondering en aanbidding. Bij dergelijke voor ons onbegrijpelijke wegen moeten wij, kleine mensjes, zwijgen.

In de derde plaats zien we dat de Heere van de oogst Zelf mensen roept. Hij wacht niet tot werkers zich melden, hij laat ook geen werkers op zoek gaan naar mede-werkers, maar Hij roept ze Zelf. ‘Gaat’. En welke knecht het ook is en waar hij ook eerder mee bezig was: als deze opdracht klinkt gaan ze uiteindelijk allemaal. Allemaal geroepen om te gaan. Vers 2: ‘Hij zond hen heen’. Vers 4: ‘Gaat ook gij’. Vers 7: ‘Gaat ook gij’.  In vers 7 lezen we iets opvallends. De heer vraagt: ‘Wat staat gaat hier de gehele dag ledig?’ Geldt dat ook voor ons? En is ook onze verontschuldiging: ‘Omdat ons niemand gehuurd heeft?’ Wij zijn geneigd de dienst in de wijngaard te beperken tot bepaalde werkers. Ambtsdragers bijvoorbeeld. En inderdaad: zij hebben een bijzondere, namelijk een ambtelijke roeping. Maar toch is de roeping van de Heere van de oogst breder.

We kunnen werken op zoveel verschillende manieren. Zou bijvoorbeeld het gebed niet een stille en toch sterke dienst zijn in Gods Kerk? Of verachten we het gebed omdat we preken en getuigen (vooral voor grote massa’s) belangrijker vinden? Of kijken we vooral op naar hen die uitgezonden zijn naar verre landen? Als wij zo op een afstandje staan te kijken, opziende naar grote dingen, staan wij ledig op de markt, omdat we bewust of onbewust het kleine werk verachten. Wat is groot en wat is klein? Het beste is te doen wat Gods ons te doen geeft. Dat kan inderdaad onduidelijk zijn. Maar  de Heere van de wijngaard heeft voor elke werker zijn eigen taak en zal zelf de weg wijzen. De een moet uitgaan naar een ver land, de ander een eenvoudig gesprek voeren met een bekende, weer een ander op de knieën. Wie de Heere van de oogst liefheeft, zal ook wel een middel vinden om te mogen dienen. Zolang het nog de elfde ure is, geldt de opdracht: ‘Gaat ook gij’.

Het is een bijbels gezegde dat we ook in onze eigen taal kennen: de arbeider is zijn loon waard(ig) (Luk. 10: 7). In vers twee lezen we dat de heer van de wijngaard onderhandelt met de werkers en een redelijke dagloon overeenkomt. Later op de dag zegt hij slechts: ‘zo wat recht is zal ik u geven’ (vs. 4 en 7). Hoe dan ook: er volgt loon op het verrichte werk. In het slot van de gelijkenis vinden we echter een belangrijke les. In Gods koninkrijk wordt niet betaald op basis van uurloon. Hij handelt in ondoorgrondelijke wijsheid en onpeilbare liefde. Elk loon in Zijn koninkrijk is dan ook uit genade. Daar is een hoge prijs voor betaald. Niet door de werker, maar door de Knecht des Heeren, Die Zijn werk heeft volbracht en daarom ook loon (= vrucht) op Zijn werk zal zien. (Jes. 53: 10).

Wat is het een wonderlijke schare werkers die door de eeuwen heen korter of langer in de wijngaard heeft gediend. Die gegaan zijn op het bevel: ‘Gaat ook gij’. Er zijn werkers waarvan de naam nog honderden jaren later met ere wordt genoemd en waarvan we veel weten over de vrucht. Van de meeste werkers weten we de namen niet meer. Om over de vrucht op hun werk maar te zwijgen. Echter: de Heere van de oogst houdt Zijn beschermende en wakende ogen op elke werker apart. En als de Heere zegt: ‘Het is genoeg’, haalt Hij Zijn werker Thuis en zegt tegen hem, heel persoonlijk: ‘Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heren’ (Matt. 25: 21).

En zolang ze nog niet Thuis zijn? Dan bidt de werker in de wijngaard soms (met de woorden van de dichter Adriaan Roland Holst): 

Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven,
maar doe mij in den oogst geloven
waarvoor ik dien.

16 oktober 2020
Just van Toor