Jubileum ZGG

15-02-1962 | 15-02-2022
Vandaag is het precies zestig jaar geleden dat het eerste zendingsteam werd uitgezonden tijdens een dienst in de Ahoy-hal in Rotterdam. Het is een mijlpaal in de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten.

Al vanaf het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten in 1907 is de roep om zendingswerk tijdens kerkelijke vergaderingen aan de orde geweest. Zo ook op de Generale Synode van 1919. Er leefden veel bezwaren. Wie zou er moeten uitgaan? En wie zou dit allemaal moeten bekostigen?

In de Saambinder van 24 mei 1923 vraagt een van de leden in een ingezonden stuk aandacht voor ‘zending onder onze wildernisbewoners’. Volgens de schrijver hebben sommigen de houding van Kain: ‘Ben ik mijns broeders hoeder?’ Hij roept de lezers op het zendingswerk te steunen en doet de suggestie aan de gemeenten om er eens per maand voor te collecteren.

In de eerste helft van de jaren veertig haalt de Tweede Wereldoorlog een streep door de plannen om zendingswerk op te zetten. Maar na de oorlog komt het onderwerp weer terug op de vergaderingen. In 1947 stemt de Generale Synode unaniem in met de volgende conclusie uit een rapport van het zendingsdeputaatschap: ‘De Gereformeerde Gemeenten behoren ten spoedigste naar het bevel van de Koning der Kerk het werk der zending daadwerkelijk ter hand te nemen.’

Na die synode duurt het nog lang voordat de eerste werkers worden uitgezonden. Zendingsdeputaat ds. J. van den Berg maakt zich in 1949 zorgen over het ontbreken van zendingsliefde binnen de Gereformeerde Gemeenten. Hij schrijft in de Saambinder: ‘Dat er onder ons ontwake een leven voor de zending. Dat we eens ophielden onszelf te beogen en ook eens om het heil van anderen dachten.’

Bronnen: Onverhinderd; artikelserie Een halve eeuw zonder zendingswerk (klik hier)

16-02-1962 | 16-02-2022
Na een lange aanloop zijn gisteren precies zestig jaar geleden de eerste zendingswerkers uitgezonden. Het team bestaat uit ds. en mevrouw Kuijt, Dini Sonneveld en het echtpaar Ten Voorde.

Ds. Kuijt weet al vroeg dat hij zendeling moest worden. Hij vertelt het zijn schoolvriendjes: ‘Ik word later zendeling.’ Zijn vriendjes zijn niet verbaasd. Als Gerrit met zijn vrienden in de duinen gaat spelen, neemt hij zijn Bijbel mee. Tussen de duinpannen lezen ze eerst uit Gods Woord en doen ze een gebed en pas daarna wordt er met elkaar gespeeld.
Gerrit heeft als kind veel over voor de zending. Als zijn moeder hem vraagt of hij voor zijn verjaardag een fiets wil hebben of een horloge, antwoordt hij: ‘Ach moe, doe maar geen van beide. Stop het geld maar in het zendingsbusje.’
Zijn gedrevenheid voor de zending is groot, ook later in Papoea. Ds. Kuijt blijkt een echte pionier met een duidelijk doel voor ogen: het Evangelie verkondigen aan hen die nog nooit van Christus hebben gehoord.

Dini Sonneveld wordt op 3 april 1933 in Pijnacker geboren. Als ze 17 jaar oud is, moet ze voor een acute blindedarmontsteking naar het ziekenhuis. Op een gegeven moment staat er een zuster naast haar bed die haar vertelt dat ze op het zendingsveld heeft gewerkt. Het maakt grote indruk op Dini en het opent haar ogen voor de noodzaak van ‘medische zending’.
Na een stevige opleiding, onder meer in Engeland, schrijft Dini in 1962 aan ds. A. Vergunst: ‘Bij deze kan ik u mededelen dat ik de beslissing heb mogen nemen om mij voor zendingswerk in Nieuw-Guinea beschikbaar te stellen. Deze beslissing heb ik alleen kunnen nemen, ziende op mijn Heere en Koning. Moge ons uitgaan in zendingsdienst zijn tot eer van God en medewerken tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.’

Dick ten Voorde ziet het levenslicht op een boerderij. Toch wil hij geen boer worden, maar onderwijzer. In de tijd dat hij in Gouda studeert, leert hij zijn vrouw kennen. In die tijd groeit zijn verlangen om goed van de Heere te spreken. Hij deelt dit verlangen met zijn plaatselijke predikant, ds. H. Rijksen, die zendingsdeputaat is.
Wanneer het deputaatschap meldt dat zij voor de vorming van een eerste zendingsteam uitziet naar een onderwijzersechtpaar, besluit Ten Voorde een brief te schrijven. Zijn verloofde moet daar nog wel voor ingewonnen worden, maar de Heere maakt ook haar gewillig om te gaan met de woorden ‘Laat los en gij zult losgelaten worden’ (Lukas 6: 37b).

Bronnen: Al ’t heidendom zijn lof getuigen, Bewogen pioniers en het artikel 'Ulu voor het leven' op pag. 35-38 in Paulus maart 2020 (klik hier)

17-02-1962 | 17-02-2022
Twee dagen na de eerste uitzenddienst is het eerste zendingsteam ongetwijfeld druk met inpakken voor de lange reis naar Nederlands-Nieuw-Guinea.

Het was voor de zendingsdeputaten niet gemakkelijk om te komen tot een keuze voor een zendingsgebied. Allerlei gebieden werden onderzocht: West-Afrika, Oost-Afrika en Algerije. Voor (indertijd student) Kuijt is het helder: het moet Nederlands-Nieuw-Guinea worden. Dat is hem aangewezen door de Heere. Uiteindelijk gaat het deputaatschap akkoord. Nieuw-Guinea wordt het zendingsterrein van de Gereformeerde Gemeenten.

De kerkenraad van de gereformeerde gemeente in Zeist maakt zich echter grote zorgen en schrijft het deputaatschap een brief. Er worden namelijk op Nieuw-Guinea vele talen gesproken en zendingswerkers zullen heel veel moeite moeten doen om die talen te leren spreken en op schrift te stellen. De vraag is ook hoeveel mensen uiteindelijk bereikt kunnen worden. Is het de investering in tijd en geld wel waard? Ook vraagt de kerkenraad zich af of de dogmatiek van de Gereformeerde Gemeenten wel aansluiting zal vinden bij de wijze van denken van de Papoea's.
De vragen van toen zijn inmiddels beantwoord of opgelost. Anno 2022 is de gemeente van Zeist zeer betrokken bij het zendingswerk. Er zijn vandaag de dag twee zendingswerkers vanuit Zeist uitgezonden naar Albanië, namelijk Carolien Geluk en Pieter van Ojen.

Bron: Al ’t heidendom zijn lof getuigen

18-02-1962 | 18-02-2022
Na vele jaren van wachten en uitzien kunnen op 15 februari 1962 de eerste zendingswerkers worden uitgezonden. Ongetwijfeld komen drie dagen later nog steeds flarden van de uitzenddienst in hun geheugen terug.

Het was in eerste instantie het plan om de uitzenddienst te laten plaatsvinden in de kerk aan de Boezemsingel in Rotterdam. De zendingsliefde in de Gereformeerde Gemeenten blijkt echter zo groot dat de kerkenraad van Rotterdam in overleg met de zendingsdeputaten besluit de Ahoy-hal af te huren. Deze Ahoy-hal is een overblijfsel van de tentoonstelling ‘Rotterdam Ahoy!’ die in 1950 bij de voltooiing van de wederopbouw van de Rotterdamse haven werd gehouden.

Op de middag van 15 februari vindt eerst de bevestigingsdienst van ds. Kuijt plaats. Hij wordt door ds. A. Vergunst in het predikambt bevestigd met de opmerkelijke, onbekende tekst uit Jesaja 66: 19: ‘En Ik zal een teken aan hen zetten, en uit hen die het ontkomen zullen zijn, zal Ik zenden tot de heidenen, naar Tarsis, Pul, en Lud, de boogschutters, naar Tubal en Javan, tot de vergelegen eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen verkondigen.’

Zijn er ’s middags al zo’n 2500 mensen uit het hele land bij de bevestigingsdienst aanwezig, ’s avonds vult de hal zich met ongeveer 4000 belangstellenden. Dominee Kuijt geeft in zijn intredepreek aan dat de omstandigheden in Papoea moeilijk zijn, maar dat geen ding onmogelijk is bij God. ‘Moeten we dan wachten op betere tijden om zendingswerk te verrichten? Als Paulus op betere tijden gewacht zou hebben, was hij nooit uitgegaan tot zijn werk.’

Na de intrededienst verricht ds. H. Rijksen als voorzitter van het deputaatschap de uitzending van ds. Kuijt, Dick ten Voorde en Dini Sonneveld.

Bronnen: Al ’t heidendom Zijn lof getuigen en Bewogen pioniers. Informatie over de Ahoy-hal is te vinden op www.ahoy.nl.

21-02-1962 | 21-02-2022
Precies zestig jaar geleden is het zover voor het eerste zendingsteam: afscheid nemen van de familie en vertrekken naar Nederlands-Nieuw-Guinea. In de haven van Amsterdam het schip MS Oranje klaar voor vertrek.
 

De MS Oranje is een groot schip van 200 meter lang. Het telt acht dekken en biedt ruimte voor 740 passagiers. De boot is net voor de oorlog in 1938 gedoopt door koningin Wilhelmina en in 1939 in de vaart gebracht. Tijdens de doop moet de MS Oranje soepel het water van het IJ inglijden. Er gebeurt echter niets. Pas ruim een uur na het officiële moment glijdt het schip het water in. Koningin Wilhelmina spreekt de formidabele woorden: ‘Een echte Oranje; die zijn stug.Tijdens de Tweede Wereldoorlog doet het schip dienst als hospitaalschip.

Het zendingsteam staat klaar voor vertrek. Het is een winterse dag. Op de kade wordt een foto gemaakt. Van links naar rechts staan zuster Dini Sonneveld, echtpaar Ten Voorde en echtpaar Kuijt. 

Veel vrienden en bekenden zijn gekomen om afscheid te nemen. Ook ds. L. Rijksen is met de studenten van de Theologische School naar Amsterdam gereisd. Ds. Kuijt zegt joviaal tegen de studenten: ‘Broeders, ik heb nog wat kaartjes waarmee u mee kunt reizen naar IJmuiden.’ De studenten hebben er wel oren naar, maar ds. Rijksen is onverbiddelijk. De lessen in Rotterdam moeten doorgaan.  
Terug in Rotterdam blijkt student J. Karens verdwenen. Hij heeft de verleiding om een eindje mee te reizen op zo'n prachtig schip niet kunnen weerstaan.

Het team vaart met de MS Oranje via het Suez-kanaal en de Indische Oceaan naar Singapore. Mevrouw Kuijt gaat in Genua van boord en keert met de trein terug naar Nederland om daar haar opleiding af te maken. In Singapore stapt het zendingsteam aan boord van een vliegtuig dat hen via Bangkok naar Biak brengt. Op 16 maart 1962, ruim drie weken na vertrek uit Nederland, komt het eerste zendingsteam veilig aan in Papoea. Het zendingswerk kan beginnen.

Bronnen: Bewogen pioniers, Al ’t heidendom Zijn lof getuigen, website van het Scheepvaartmuseum