Terugdenken

Alles heeft een bestemde tijd, schrijft Salomo.
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar als tijden wisselen, kijk ik als vanzelf terug op de tijd die achter ligt.

Zo ook nu. Onze tijd in Delvinë loopt bijna ten einde. De gewenste taalvaardigheden hebben we behaald. Binnen staan de dozen al deels ingepakt. Over een week hopen we te vertrekken naar ons werkveld Paskuqan.

Terugdenkend aan onze tijd in Delvinë komen als eerste de kerkdiensten in mijn gedachten. In het bijzonder de doopdiensten, zoals die op 26 mei. De predikant sprak over het ingelijfd zijn in de Wijnstok Christus. In gedachten zie ik de gezichten van de mensen voor me...

Daar staat Marta. Vooraan. Klaar om haar ja-woord te geven op de vragen die gesteld gaan worden. Een jaar geleden ontmoette ik haar voor het eerst tijdens een gebedsuur. Stil zat ze te luisteren, totdat mijn Albanese collega haar de vraag stelde: ‘Bid jij? Heb jij Jezus nodig in je leven?’
Voor mij als westerling een zeer directe vraag, maar Marta had haar antwoord klaar. ‘Natuurlijk bid ik! Ik heb God nodig voor alles. Voor mijn werk, mijn kinderen en kleinkinderen, mijn buren. Voor alles.’
‘Dat is mooi, Marta’, reageerde mijn collega. ‘Maar heb je Hem, Jezus, ook nodig voor vergeving van je zonden?’
‘Ik ben helemaal geen zondaar! Zondaren zitten in de gevangenis. Ik ben een goed mens. Ik zorg voor mijn familie. Ik ben vriendelijk voor mijn buren. Ik help iedereen waar ik kan. Dus daar heb ik Jezus niet voor nodig.’
Stil zat ik te luisteren hoe Marta vervolgens onderwijs kreeg over de zondigheid van de mens. Hoe een mens misschien uiterlijk wel mooi en netjes kan leven, maar dat God het hart ziet. En alle gedachten kent. Marta bleef stil. Maar ik zag haar denken.

Ook Ester staan vooraan. Ze is al oud, 73 jaar. Elke middag leest ze niet alleen een uur in haar Bijbel, maar ook meditaties van Octavius Winslow. Het is een stille vrouw. Maar aan haar gebed tijdens het gebedsuur is te horen dat de Heere in haar leven werkt. Regelmatig hoorde ik haar bidden: ‘O God, ik ben al zo oud, ik ben een zondares, vergeef toch mijn zonden.’ Straks ontvangt ze het teken van de Heilige Doop dat betuigt en verzegelt de afwassing der zonden door Jezus Christus.

Mijn ogen dwalen af. Twee banken naast mij zit David. Een wat teruggetrokken man. Praten hoor ik hem vrijwel nooit. Op het eerste gezicht komt hij wat nors over. Zijn mond staat strak; zijn ogen liggen diep. Áls hij dan praat, is het vaak wat mopperend. Maar toch is dat niet het eerste waar ik aan denk nu ik hem zie zitten. Een paar maanden geleden stond hij vooraan. Toen hij neerknielde om het teken van de Heilige Doop te ontvangen, straalde zijn gezicht. Onvergetelijk.

Maar er zitten nog zoveel meer mensen. Sommigen komen alleen voor de doopdienst. Anderen komen al jaren in de kerk. Wat zou de preek bij hen doen?

Ik schrik op uit mijn gedachten. De predikant gaat verder. 'Wat betekent dat? In Christus zijn? Dat betekent niet dat je een bepaalde jas draagt die je uit kan trekken als je straks weggaat bij de kerk en je weer op kunt gaan in het dagelijks leven zonder dat iemand wat aan je merkt. Nee, dat betekent dat je vruchten gaat dragen in je dagelijks leven. Dat je familie, je vrienden, je buren aan je kunnen zien dat je in Christus bent.'
De spiegel wordt voorgehouden. Ook voor mij. Wat zien de mensen in mijn leven, straks in Paskuqan?

Peter Hout
Zendingswerker in Albanië