Horen waar het hart klopt

De plaats van de synode in het zendingswerk van de Gereformeerde Gemeenten


Zending leeft in de Gereformeerde Gemeenten. Op de generale synode neemt het rapport van de zending een groot deel van de tijd in beslag. Het laat zien dat de gemeenten betrokken zijn op de voortgang van het zendingswerk én op het wel en wee van de zusterkerken. Dat concluderen ds. J.J. van Eckeveld, P. Eikelboom, directeur van ZGG, en zijn voorganger G. Nieuwenhuis.

Door Julian van der Veer

Eens in de drie jaar vergadert de generale synode. Eikelboom: 'Alle gemeenten van ons kerkverband zijn op deze vergadering vertegenwoordigd. Tijdens de synode wordt aan een deputaatschap mandaat gegeven om zending te bedrijven namens de gemeenten. Dit deputaatschap gaat met deze opdracht aan de slag. Na drie jaar willen de gemeenten horen hoe het is gegaan. Maar ook worden de nieuwe plannen gedeeld en gevraagd: ‘Wat vindt u ervan?’ ‘Is de koers goed?’ Op deze manier kunnen we bevestiging krijgen over het gevoerde beleid én hebben we gelegenheid om de visie van het deputaatschap op de toekomst te delen.'

Spannend en dynamisch

'Het rapport van de zending heeft een aparte plaats binnen de synode', vervolgt Eikelboom, 'zending is apart: het heeft te maken met buitenland en andere culturen. Ons kerkgenootschap in Nederland is besloten, maar heeft over de grenzen contact met een Afrikaanse kerk met Afrikaanse gewoonten. Ze heeft contact met een kerk op Papoea die geconfronteerd wordt met de islam en die daarom met andere kerken contacten aanknoopt. Zulke ontwikkelingen maken de bespreking van een zendingsrapport spannend en dynamisch. Het is een complexe materie om te bespreken.'
'Nieuwe initiatieven en plannen komen vaak bij het deputaatschap vandaan', geeft de directeur van ZGG aan. 'Bijvoorbeeld van een veldoverleg. Een veldoverleg bestaat uit enkele deputaten die zich richten op een specifiek veld dat ze ook bezoeken. Daarover bouwen ze ervaring op.'
G. Nieuwenhuis heeft daar een ontwikkeling in gezien: 'Ik heb veel deputaten vergezeld op reis. Eerst werd tijdens zo’n reis van alles besproken, tot en met de financiën. Nu zijn de werkbezoeken meer taakgericht en ook inhoudelijker. Financiën worden vanuit het zendingsbureau met de velden geregeld.' Soms echter komen er ook ideeën vanuit het bureau. Eikelboom: 'We zoeken naar manieren om het zendingswerk in de gemeenten een betere plaats te geven, vooral ook onder de jeugd.'

Transparant en integer

Belangrijke vereisten voor een goed rapport vindt de directeur van ZGG begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid. Over dat laatste: 'Negatieve gedachten hoeven niet onnodig opgeroepen te worden. Tegelijk willen we eerlijk en transparant verslag doen. Je wilt naar de mensen in het veld ook integer opereren. We geven de ontwikkelingen én de strijd op het zendingsveld in het rapport weer en stellen daarbij de vraag: ‘Kan de ander over wie we schrijven het lezen?’ We vragen niet: ‘Is hij het overal mee eens?’ Soms houden bijvoorbeeld de zusterkerken er een andere mening op na. Gedacht kan worden aan de waarde die de NRC hecht aan studeren van predikanten aan buitenlandse instituten of het preken in de GJRP door ouderlingen terwijl een predikant in de ouderlingenbank zit.'
'Het rapport van de zending heeft een eigen karakter', vertelt Eikelboom. 'Het is geen samenvatting van het jaarverslag of Paulus, maar juist behoorlijk beleidsmatig ingericht. Vanuit de synode is er een stramien aangegeven. 1. Een terugblik over het beleid van afgelopen drie jaar. Het gaat dan over het deputaatschap, het zendingsbureau, de ontwikkelingen op de zendingsvelden, theologisch onderwijs, ontwikkelingen in de relatie met onze zusterkerken en overige zaken. 2. De voornemens voor de toekomst. 3. De financiële verantwoording. 4. Te nemen beslissingen door de synode. 5. Diverse bijlagen over personeel, overzichtskaartjes en het complete financiële verslag over drie jaar.'
Ds. Van Eckeveld, voorzitter van de laatste synode, vult aan: 'Het synoderapport van de zending was doorgaans heel uitgebreid. Dit maakte het soms wel erg gedetailleerd, waardoor de besprekingen op de synode soms ook te gedetailleerd werden. De rapporten zijn nu minder uitvoerig geworden en dat is de bespreking ten goede gekomen. Het gaat nu meer over de hoofdlijnen.' Eikelboom: 'De rapporten zijn daardoor de laatste synodes beduidend korter geworden: in 1995 telde dit 50 pagina’s, dit jaar 27 pagina’s.'

Ontroering

Sinds 1995 zijn de zusterkerken, ontstaan uit het zendingswerk, ook vertegenwoordigd op de synode. Ds. Van Eckeveld herinnert zich de eerste keer nog goed: 'De toenmalige voorzitter van de synode, ds. A. F. Honkoop, gaf duidelijk blijk van zijn ontroering en verwondering. Hij zei stil te worden bij het vernemen van wat grote wonderen God onder de heidenen gedaan heeft. Hij noemde het aangrijpend en ontroerend in de aanwezigheid van de afgevaardigden van het zendingsveld te zien dat de Heere het werk van onze zending heeft willen zegenen.' Verder benadrukt ds. Van Eckeveld dat ze echt hun eigen inbreng hebben en ervaart dat als positief: 'Het is gebruikelijk geworden dat de afgevaardigden worden betrokken in de discussies over hun kerken. Er is gelegenheid hun vragen te stellen en hen deelgenoot te maken van bepaalde zorgen die onder ons leven ten aanzien van ontwikkelingen in de zendingskerken. In de loop van de jaren hebben de afgevaardigden uit Izi en Papoea meer inbreng gekregen in de vergaderingen. Dat is een goede ontwikkeling. Ze maken ons ook deelgenoot van zorgen die zij hebben over hun eigen kerkelijke leven. Overigens is het niet zo dat zij alle synodezittingen bijwonen. Maar de besprekingen over het rapport van de zending wonen zij altijd bij.'

Inbreng zusterkerken

Voormalig algemeen secretaris Nieuwenhuis heeft de bezoekers uit het buitenland jarenlang begeleid. Hij verwoordt hun gevoelens: 'Men was de eerste keer best onder de indruk van zo’n officiële, grote vergadering met veel microfoons. Een aantal vergaderingen later zie je dat ze toch meer hun mening durven te geven over bepaalde onderwerpen. Persoonlijk leer je ze beter kennen in de informele sfeer: men uit gevoelens meer richting bekenden, bijvoorbeeld de deputaten die ze kennen.' Verschillen in vergadercultuur vielen hen ook op: 'Ze zijn bijvoorbeeld gewend om net zo lang te praten met elkaar totdat iedereen het eens is.'
Nieuwenhuis ziet dat ze ook meer hun eigen inbreng geven: 'Een aantal jaren geleden zijn de kansels van de Gereformeerde Gemeenten opengesteld voor predikanten uit onze zusterkerken op Papoea en in Nigeria. Dat was een gevoelig punt. Toen heeft een predikant uit Nigeria gezegd: ‘We staan toch met elkaar in dezelfde belijdenis en het Woord is overal hetzelfde. Jullie hebben het ons gebracht.’ De relatie wordt gelijkwaardiger. Dat komt ook door wat ze hier zien.' Dat kan volgens Nieuwenhuis ook wel beschamend zijn: 'De zending heeft destijds aan de synode gevraagd om niet te roken als de broeders op bezoek waren, want ‘een christen in Nigeria rookt niet’. Ook was men verbaasd om ‘gesneden beelden’ in de vorm van engelen te zien staan op het orgel in de kerk in Utrecht. Dit soort dingen laat ons ook anders tegen onze eigen cultuur aankijken.'

Toch betrokken

Ds. Van Eckeveld is van mening dat de betrokkenheid van de afgevaardigden bij de zending groot is: 'Uit de besprekingen blijkt dat de zending onder ons de wezenlijke plaats gekregen heeft die zij hebben moet. Vroeger had men wel eens een te romantische kijk op het zendingswerk. Ik heb de indruk dat de synodeleden meer besef hebben gekregen van de realiteit van het zendingswerk. Het is niet altijd zo romantisch. Integendeel, het werk op de zendingsvelden heeft met allerlei teleurstellingen te maken. Er is naar mijn idee meer besef gekomen van wat zendingswerk werkelijk inhoudt. Over het algemeen heb ik de indruk dat het zendingsrapport door de afgevaardigden goed gelezen wordt.'
Eikelboom: 'Vorige keer zijn er meer dan dertig vragen gesteld. Het rapport is grondig gelezen en op de synode gaat het gesprek daar ook inhoudelijk over. Je ziet dat de nood die wordt besproken en die wordt gedeeld, terugkeert naar de gemeenten. Dat merk ik aan mailtjes na afloop van de synode over bijvoorbeeld vacatures of als ik word aangesproken door ambtsdragers.'

Niet uitbesteden

Hoewel het zendingsdeputaatschap de opdracht krijgt om het zendingswerk ter hand te nemen, blijft het werk een verantwoordelijkheid van de hele synode. Eikelboom: 'Vorige keer is er nadrukkelijk over zendingspredikanten en vacatures gesproken. Er is echt een appel gedaan: ‘Hoe kan het dat er zo weinig zendingspredikanten zijn?’ Ook de overige vacatures die openstaan worden benoemd. Dit is heel concreet bij de vergadering teruggelegd: ‘Kerkenraden, kijk rond of u iemand kent die mogelijk geschikt is voor het zendingswerk.’ Zo geef je de kerk de gelegenheid om te voelen waar het hart klopt van de zending. Anderzijds geef je deputaten gelegenheid betrokkenheid van de afgevaardigden te ervaren.'
Ds. Van Eckeveld haakt hierop in: 'De afgevaardigden gaan met een boodschap terug naar huis: in het rapport wordt altijd opgeroepen tot meeleven en gebed. Dat kan in het zendingswerk niet gemist worden. Zending kan niet zonder een meelevende en biddende gemeente. Gebed voor de jonge zendingsgemeenten en hun ambtsdragers en gebed voor degenen die op de zendingsvelden mogen werken. De noodzaak van het gebed ontbreekt in de bespreking van het rapport van de zending niet. In dat opzicht krijgen de afgevaardigden zeker huiswerk mee.'

Taak voor allen

Regelmatig komt in de gemeenten de vraag naar voren hoe gemeenteleden concreet kunnen meeleven met het zendingswerk. Ds. Van Eckeveld beantwoordt deze vraag als volgt: 'Die taak zou ik samen willen vatten in de woorden ‘gebed’ en ‘meeleven’. Het rapport voor de zending geeft blijk van de behoefte aan nieuwe zendingswerkers. Waarom zijn ze er niet? Is de eerste liefde verflauwd? Ontbreekt het aan de gebeden? Zijn we te materialistisch geworden in onze ontkerstende samenleving? Zijn we te veel door de tijdgeest van onze postmoderne samenleving aangetast? Beseffen we nog wel dat zendingswerk wezenlijk deel uitmaakt van de kerk? Weegt het heil van medezondaren niet meer? Ik meen dat we dergelijke vragen niet naast ons neer mogen leggen, maar dat ze onderdeel moeten uitmaken van het onderzoeken van onszelf en de inhoud van onze gebeden. We kunnen niet allen naar het zendingsveld, maar zouden bovengenoemde vragen ons niet moeten bezighouden voor Gods aangezicht? Hier ligt een taak voor afgevaardigden, maar niet minder voor alle gemeenteleden, ouderen en jongeren. Was er meer gebed, we zouden meer wonderen van God zien.'

Voornemens

In de rapportage aan de synode worden ook nieuwe plannen beschreven: 'We willen het werk in Albanië en Oost-Azië uitbreiden', zegt de directeur, 'daar hoort dan ook een financieel plan bij. Een ander voornemen is het versterken van de betrokkenheid van de achterban. ‘Hoe verbinden we jongeren aan zendingswerk? ‘Hoe zorg je ervoor dat hartelijke betrokkenheid blijft?’ Dit soort dingen staan soms maar met een enkele regel in het rapport. Er gaan echter heel concrete acties achter schuil: meer aandacht voor scholen, het bezoeken van de plaatselijke zendingscommissies, enzovoort. Het is niet vanzelfsprekend dat huidige generaties zendingswerk steunen.'

Eerder verschenen in Paulus 337- september 2013