Iedereen een taak

Het thuisfront van de zending is onmisbaar voor het werk


Het zendingswerk dat op de velden wordt verricht, zou niet mogelijk zijn zonder ondersteuning vanuit Nederland. En daarbij hebben niet alleen het deputaatschap, het zendingsbureau of leden van de plaatselijke zendingscommissie een taak. Elk lid van de gemeente mag betrokken zijn bij dit werk. Maar op welke manier kan dan concreet met het zendingswerk worden meegeleefd?

Door Arco van Doleweerd en Just van Toor

'Uw Koninkrijk kome.' Zo luidt de tweede bede van het Onze Vader. In de Heidelbergse Catechismus (vraag 123) wordt uitgelegd dat hierin ook het volgende gebed begrepen is: 'Bewaar en vermeerder Uw Kerk'. De uitbreiding van de Kerk gaat dus elke christen persoonlijk aan, maar ook elke gemeente als geheel. Een onderdeel van de uitbreiding van de Kerk is het zendingswerk, waar, naar de opdracht van de Heere Jezus Zelf, mensen worden uitgezonden om heen te gaan, te onderwijzen en te dopen (Matth. 28: 19). ZGG is geen particulier initiatief, maar een deputaatschap dat namens het geheel van de Gereformeerde Gemeenten deze opdracht uitvoert. Elk lid van de Gereformeerde Gemeenten behoort daardoor tot het thuisfront van de zending.

Strijd

De term ‘thuisfront’ doet denken aan een strijd. Aan de fronten vechten de soldaten, maar zij kunnen onmogelijk standhouden als zij niet door het thuisfront worden ondersteund. Zo is het ook met het zendingswerk. Zendingswerk is het voeren van een geestelijke strijd. De werkers op de zendingsvelden verlangen ernaar dat door de Heilige Geest mensen tot de Koning van de Kerk geleid zullen worden. Met dat doel zijn zij uitgegaan. Het werk op het veld kan niet verricht worden als ze niet ondersteund worden door een thuisfront dat zich aan hun werk verbonden voelt. Maar hoe komt die steun tot uiting?
De belangrijkste taak voor het thuisfront is het gebed. Paulus, een van de eerste zendingswerkers, roept er in zijn brieven op verschillende plaatsen toe op. In de brief aan de Romeinen verwijst hij ook naar een front en een thuisfront: 'En ik bid u, broeders, door onzen Heere Jezus Christus en door de liefde des Geestes, dat gij met mij strijdt in de gebeden tot God voor mij' (Rom. 15: 30). De kanttekeningen wijzen er bij het woordje ‘strijden’ op dat men elkaar bijstaat en met deze strijd aanhoudt totdat de overwinning wordt verkregen.

Werk op de knieën

Ook in de zendingsgeschiedenis zijn er sprekende voorbeelden te vinden van mensen op het thuisfront die zo het werk ondersteund hebben. Een voorbeeld is Mary Carey, de zus van William Carey, een van de bekendste zendelingen uit de 18e eeuw. Zij was bijna helemaal verlamd en toch was zij elke dag nauw bij het zendingswerk betrokken. Ze schreef haar broer in India bemoedigende woorden, maar nog belangrijker: ze droeg het werk van haar broer en van alle andere zendingswerkers op in haar gebeden. Tweeënvijftig jaar worstelde ze in de gebeden voor het zendingswerk. Het werk van haar broer werd rijk gezegend. Als William Carey later op zijn arbeidzame leven terugblikt, zegt hij: 'Ik weet niet wie meer voor het zendingswerk heeft betekend. Ik in India of mijn biddende zus in Engeland.'
Een ander voorbeeld is James Fraser. Deze zendeling leefde aan het begin van de 20e eeuw. Zijn hele leven heeft hij in China gewerkt onder de Lisu-Chinezen. Het was werk onder zware omstandigheden. In zijn boek Gelovig gebed schrijft hij het volgende over de plaats van het gebed: 'Arbeid op onze knieën. Ik voel meer en meer dat het tenslotte alleen de gebeden van Gods kinderen zijn die de zegen op het werk doen neerdalen. Paulus mag dan planten, Apollos begieten, maar het is God Die de wasdom geeft en deze wasdom kan men van de hemel doen neerdalen door gelovig gebed. Het doet er niet toe waar (…). Wij worden, als Gods vertegenwoordigers, door Hem gebruikt om Zijn werk te doen en niet het onze. Wij doen ons deel en kunnen daarna slechts, samen met anderen, vertrouwen op Zijn zegen. Als dat zo is, kunnen christenen thuis evenveel doen voor het zendingswerk als zij die overzee zijn. Ik geloof dat pas op de oordeelsdag bekend zal worden hoeveel zendingswerk tot stand is gekomen door de gebeden van toegewijde gelovigen thuis. (…) Grondig, duurzaam zendingswerk, wordt verricht op onze knieën.'

Bezinning

Regelmatig vragen zendingswerkers in hun rondzendbrieven om hen en hun werk in het gebed te gedenken. Wat een grote zegen is het om elkaar, zendingswerkers en gemeenteleden op het thuisfront, te ontmoeten aan de troon van Gods genade. Om met het zendingswerk mee te kunnen leven, is het belangrijk dat het thuisfront zich steeds weer bezint op de zendingsopdracht. Door de hele Bijbel heen zijn belangrijke lessen te leren over het zendingswerk. Bezinning op de zendingsopdracht kan plaatsvinden tijdens zendingsavonden waar werkers hun werk of een bepaald facet van het zendingswerk belichten. Die bezinning kan ook plaatsvinden tijdens een thema-avond op catechisatie of op de vereniging.
Naast deze bijzondere bijeenkomsten komt zending, als het goed is, met regelmaat terug in de prediking. De Heere heeft beloofd dat de aarde vol zal zijn van de kennis des HEEREN (Jes. 11: 9). Dat is een grote bemoediging, maar tegelijkertijd een aansporing om binnen het zendingswerk de mogelijkheden te benutten die geboden worden.
Ook persoonlijk kunt u zich bezinnen op zending en wat Gods Woord daarover zegt. U kunt daarvoor bijvoorbeeld gebruik maken van de Bijbelstudies die in Paulus verschijnen. Ook zijn bij ZGG diverse boeken uitgegeven die hierop ingaan. Tijdens de bezinning op de zendingsopdracht voor de kerk mag ook nagedacht worden over de openstaande vacatures. Zonder werkers is geen zendingswerk mogelijk (Rom. 10: 14). God wil mensen gebruiken om Zijn Evangelie te verkondigen. Hoe leeft dit bij u?

Geen grote dingen

Om het zendingswerk te kunnen verrichten, heeft ZGG naast werkers en gebed ook financiële middelen nodig. Als thuisfront zijn we qua rijkdom zeer bevoorrecht in vergelijking met veel mensen die leven op de zendingsvelden. Het is een voorrecht om een deel van de middelen die we hebben gekregen te mogen afstaan voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Maar misschien mogen we ook andere gaven geven. Naast onze financiële middelen hebben we ook onze talenten en gaven die we voor het werk op het thuisfront mogen inzetten. Misschien als lid van de PZC (zie onderaan De plaatselijke zendingscommissie (PZC)) of op een andere manier.
Misschien schrikt u wat terug door alles wat u nu gelezen hebt over het werk op het thuisfront. Misschien denkt u: mijn inzet is maar heel gering. Het is belangrijk om voor ogen te houden dat we niet worden gevraagd om grote dingen te doen, maar om getrouw te zijn op de plaats waar wij geroepen zijn. In de verwachting dat de Heere ons werk wil zegenen. Zendingswerk heeft namelijk een groot einddoel. Antwoord 123 van de Heidelbergse catechismus sluit ermee af: 'Totdat de volkomenheid Uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen.'

 

De plaatselijke zendingscommissie (PZC)

In bijna elke gemeente is een PZC actief. De zendingscommissie heeft tot doel om binnen de eigen gemeente de bezinning op de zendingsopdracht en het meeleven met het zendingswerk te bevorderen. Daarnaast verzamelt zij financiële middelen voor het zendingswerk. PZC’s kunnen van elkaar leren. Daarom komen eens in de twee jaar ruim 130 PZC-leden uit het hele land samen. Ze denken na over verschillende thema’s die betrekking hebben op zending en de plaatselijke gemeente. Het is fijn om informatie en ideeën uit te wisselen. Veel commissieleden ervaren deze dag als motiverend voor het werk in hun eigen gemeente.

Eerder verschenen in Paulus 335 - mei 2013