Niet maximaal maar optimaal

Zending en moderne communicatiemiddelen


Net geen twintig eeuwen geleden stuurden Paulus en andere apostelen brieven naar de eerste christengemeenten. Gewone handgeschreven brieven die door gewone mensen werden gebracht naar hun bestemming en daar werden voorgelezen.

Door Arco van Doleweerd

Een flinke tijd later, in de 15de eeuw, komt de eerste gedrukte Bijbel beschikbaar. De boekdrukkunst maakt veel mogelijk, ook op het gebied van de verspreiding van de zendingsboodschap. Het Woord wordt niet alleen mondeling, maar ook schriftelijk overgebracht. Dan gaat het hard. Eerst de industriële revolutie. Duiven worden vervangen door vliegtuigen, paard en wagen door treinen en auto’s. Dan de technologische revolutie en nu de toenemende communicatiemogelijkheden. En dit heeft allemaal gevolgen voor de verspreiding van het Evangelie. Het lijkt makkelijker en sneller te gaan. Of is dit slechts schijn?

Ontwikkelingen vandaag de dag

Een gedrukte Bijbel betekende vroeger niet gelijk dat hij ook voor iedereen beschikbaar was. Velen konden niet lezen en waren daarom afhankelijk van hun onderwezen medemens. Vandaag de dag zijn er nog steeds mensen die het Woord van God niet kunnen lezen. De techniek maakt het mogelijk om bijvoorbeeld de ingesproken Bijbeltekst via mp3-spelers te verspreiden. Deze veranderingen zien we ook terug in het werk van de zending. Zendingswerkers hebben niet meer alleen contact met de mensen tijdens ontmoeting, maar ook via de e-mail en mobiele telefoon. Bovendien genieten zendingswerkers ook van goede mogelijkheden om het thuisfront op de hoogte te houden van de gebeurtenissen op het werkveld. Iets wat vele zendingswerkers en achterblijvers dankbaar maakt.
Voor ZGG is het belangrijk dat eventueel gebruik van nieuwe media goed wordt doordacht. Niet alle mogelijkheden zijn namelijk ook wenselijk. Zo bestaat binnen onze gemeenten bezwaar tegen het gebruik van verschillende media zoals film en radio in het zendingswerk. De nadruk moet liggen op de prediking van het Woord en ontmoeting tijdens bijvoorbeeld samenkomsten.

Een hele maand wachten

Om eens wat dieper in dit onderwerp te duiken bel ik aan bij Kees Janse. Janse is een groot deel van zijn leven werkzaam geweest voor ZGG. Eerst werkte hij van 1981 tot 1991 als zendingswerker op Papoea. Eenmaal terug in Nederland ging hij verder als bureausecretaris bij het bureau van ZGG. Inmiddels is hij zo’n vijf jaar met pensioen, maar hij leeft nog sterk mee met het zendingswerk. 'Soms zeg ik voor de grap: het lijkt wel of ik tot het zendingswerk veroordeeld ben.' Ik neem plaats en Janse steekt gelijk van wal: 'Toen wij op Papoea woonden, schreven we vooral brieven naar onze familie en naar het zendingsbureau in Nederland. Het duurde ongeveer een maand voor je antwoord had gekregen. Ook gebruikten we zo nu en dan de ‘telex’. Ik weet niet precies hoe het werkte, alleen dat er achter elke zin het woordje ‘stop’ kwam te staan. Bij hoge uitzondering telefoneerden we met Nederland. Dit kon bij een stadje aan de kust, een eindje bij ons vandaan. Dit was wel de duurste optie en succes had je lang niet altijd.'

Optimaal, niet maximaal

Inmiddels zijn we wat ontwikkelingen verder. Janse doet hier volop aan mee: 'We hebben twee kinderen in Indonesië wonen. We maken daarom graag gebruik van de verschillende mogelijkheden die er zijn. Oma leest haar kleinkinderen voor via Skype. We mailen elkaar verhalen en sturen elkaar foto’s. We zijn hier erg dankbaar voor.' Janse vindt dat we deze mogelijkheden mogen benutten. 'Een valkuil is dat we deze middelen maximaal gaan gebruiken in plaats van optimaal. Matigheid is een goede waarde, ook als het gaat om deze nieuwe contactmogelijkheden. Het risico is dat je er te veel tijd in gaat steken.'

Vroeger was het niet beter

Wel denkt Janse verschillen met vroeger te zien. Niet alleen de middelen zijn anders, ook de grondtoon van de communicatie verschilt: 'Vroeger was de communicatie wat reflectiever. Nu is het even snel een berichtje over iets. Vroeger ging het dieper denk ik. Je ging er dan echt voor zitten en nam er ruim de tijd voor. Daarmee zeg ik natuurlijk niet dat het onmogelijk is, diepgaand contact via de huidige middelen. Maar ik zie het om mij heen niet als iets vanzelfsprekends.'
De huidige communicatiemogelijkheden staan bekend om hun snelheid. 'Dat maakt soms dat we dingen niet laten rusten en rijpen. We reageren vaak direct. In onze tijd op Papoea kon dat niet. Dat heb ik niet als negatief ervaren. Het was goed voor de gedachtenvorming.' Was het vroeger dan beter? 'Welnee. Ik verheerlijk vroeger niet hoor. Hoewel ik dankbaar ben voor de zegeningen die we vandaag hebben ontvangen, ben ik blij dat ik behoor tot een generatie die zonder deze ontwikkelingen is opgegroeid. Daardoor heb ik geleerd om de ontwikkelingen in het communicatielandschap functioneel in te zetten. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat ik streef naar optimaal gebruik.'

Zending vandaag

Maar, maken deze nieuwe ontwikkelingen het zendingswerk dan ook makkelijker? 'Ik ben geneigd ja te zeggen. Vooral in bepaalde aspecten van het werk, zoals onderwijs en bijbelvertaalwerk, zie je een vooruitgang. Ik heb nog meegemaakt hoe de eerste computer in gebruik werd genomen door een bijbelvertaler. Hij stapte over van een ‘kaartenbaksysteem’ naar een digitale omgeving. In het begin ging het echter niet zo soepel. Alleen bestanden opslaan duurde al vijf minuten. Inmiddels werkt het vlekkeloos. Bijbelvertalers hebben daarnaast vaak toegang tot een grote hoeveelheid online literatuur.
Een ander voorbeeld is het werk van ‘NET Foundation’. Deze stichting geeft theologisch onderwijs via internet aan christenen in allerlei landen. De wereld is klein geworden. Je kunt veel makkelijker kennisnemen van wat anderen doen, van wat er gebeurt.'

Het hart van zending

En hoe zit dit met de daadwerkelijke verkondiging van het Evangelie? 'Het hart van zendingswerk verandert denk ik niet. Ik moet dan altijd denken aan de namiddagen waarop de plaatselijke Papoeapredikant naar ons toekwam. We dronken samen koffie en aten pinda’s. We spraken dan soms van hart tot hart met elkaar, deelden onze vreugden, zorgen en moeiten. We wezen elkaar terecht als dit nodig was en bemoedigden elkaar. Kortom, we hadden tijd voor elkaar. Dat is werken aan een relatie.
Ik neem ook wel eens een foto van Johan Commelin als voorbeeld. Johan zit met een lantaarn voor een huisje in Izi en praat daar met een vrouw. Hij houdt een Bijbel in zijn hand. Die relatie, dat contact, dat is volgens mij na al die jaren nog steeds het hart van de zending. En ik geloof dat het zo zal blijven.'
Janse vindt lijfelijk contact erg belangrijk: 'Ook voor gelovigen onderling. Ik zou zeggen dat de gemeenschap der heiligen eigenlijk niet buiten lijfelijke ontmoeting om kan. Elkaar spreken, zien en verstaan is zó belangrijk in kwalitatief contact. En natuurlijk kunnen media hier een aanvulling op zijn, maar hier moet je het niet bij laten.'

Met twee benen in de cultuur

'Zendingswerkers van vandaag hebben meer contactmogelijkheden dan dat wij vroeger hadden.' Dit zorgt voor valkuilen. Als je relaties met mensen wilt opbouwen, kun je niet tegelijkertijd in twee totaal verschillende werelden staan Janse. 'Ondanks alle veranderingen die er zijn, is het voor zendingswerkers belangrijk dat ze toch gaan wortelen in die andere cultuur. Het kan zijn, met de huidige ontwikkelingen, dat een zendingswerker met één been in zijn eigen Nederlandse cultuur blijft staan. Slechts één been in de andere cultuur maakt het lastig om relaties met mensen daarop te bouwen. Dit zie ik om mij heen gebeuren. Contacten maken, de mens leren kennen, dat doe je niet primair vanachter je computer. Dat doe je van mens tot mens. Media in zijn algemeenheid kunnen hiertussen gaan zitten. Ik denk dat dit een nadelige factor kan zijn. Natuurlijk kunnen media wel een mooie aanvulling zijn op het zendingswerk en in het onderhouden van contacten. Mensen zullen gewoon over een drempel moeten om echt contact te maken met elkaar. De nieuwe ontwikkelingen hebben een hele lage drempel in zich, maar maakt het geheel ook vluchtiger.'

Het vuur ontsteken

Hoewel er meer informatie beschikbaar is, betwijfelt Janse of leden van de Gereformeerde Gemeenten meer betrokken zijn bij het werk van de zending: 'Ik ben bang dat dit juist afneemt, die betrokkenheid. Vandaag is het wat meer ‘hap snap’. We doen daar wat aan mee, steunen dat project en bezoeken die avond eens een keer. Bovendien is er zoveel informatie beschikbaar dat je keuzes moet maken. Als we zouden willen zouden we zoveel meer kunnen weten over zending dan jaren geleden.'
Het tegendeel lijkt waar. In de tijd dat Janse werkzaam was zendingswerker, wist men meer dan men nu weet, ondanks dat er minder informatie was. 'Althans, dat denk ik. Ik kan mij nog herinneren dat bezoekers van zendingsavonden veel namen van dominees in Papoea zomaar konden opnoemen. Nu zeg ik niet dat dit essentiële informatie is, maar het geeft wel een signaal, het zegt wel wat over de betrokkenheid.'
Deze dingen zeggen iets over de prioriteiten van christenen vandaag de dag. Janse zoekt steeds weer naar mogelijkheden om het vuur van zending ook in deze generatie te ontsteken. 'Daarom schreef ik het boek Bewogen Pioniers, in de hoop dat het boek de vonk van de liefde tot zending en tot de Zender zou aanwakkeren en verspreiden. Zodat mensen gedrongen worden om het Evangelie te willen verspreiden. Zodat zending een plek krijgt in het hart van mensen. Dat staat los van de moderne media. Voor het motiveren van mensen heb je ook weer die andere mensen nodig, die relatie. En gebed. Heel veel gebed.'

Eerder verschenen in Paulus 338 - november 2013