Op eigen benen leren staan

De zelfstandigwording van de zendingskerk


Volwassen worden vergt tijd. Hoe wordt een kerk zelfstandig? Ds. C.G. Vreugdenhil, Nico van Steensel en Peter van Olst vertellen over het zelfstandig worden van de kerken in verschillende zendingsgebieden. Belangrijke stappen hierin zijn: zelfstandig beslissingen nemen door de lokale kerk, voorzien in de ambten in de jonge kerk en financieel op eigen benen kunnen staan. Van Olst: 'Veel beter dan ikzelf weet het diaconaal comité de echte nood in de gemeente te onderscheiden van gemakzucht en begeerte.'

Door Wijnanda van Burg

Sinds de uitzending van ds. G. Kuijt naar Nederlands Nieuw Guinea halverwege de vorige eeuw, heeft de ZGG veel zendingswerkers uitgezonden, naar meerdere landen. Gehoorzaam aan het zendingsbevel uit Mattheüs 28 zijn zij gegaan. Het doel was om de boodschap van Gods genade uit te dragen en een plaatselijke kerk op te richten. In Papoea en Nigeria zijn na jaren zendingswerk zelfstandige kerken ontstaan. In Ecuador en Albanië is het proces nog volop bezig; de gemeenten functioneren nog niet zonder de zendingswerkers.

Lichaam van Christus

Wanneer spreken we van een zelfstandige kerk? Een kerk ontstaat en bestaat door het werk van God. In de kerk komen we samen om het Evangelie te horen en God te dienen. De kerk is het lichaam van Christus. Hij is het Hoofd en regeert de kerk door Zijn Woord en Geest. De eenheid in Christus moet leiden tot verbondenheid tussen de leden van de kerk. De ambten zijn gericht op de prediking van het Evangelie, het bedienen van de sacramenten en pastorale en diaconale zorg. De kerk is geroepen om heilig te leven, van Hem te getuigen en andere mensen voor Zijn dienst in te winnen. Deze elementen van de kerk zijn er echter niet van de ene op de andere dag.

Papoea: zelfstandig beslissingen nemen

Op Papoea, Indonesië, is de zending sinds 1962 actief. De kerk die gesticht is heet Gereja Jemaat Protestan di Indonesia (GJPI). De GJPI is zelfstandig sinds 1984. Ds. C.G. Vreugdenhil was op Papoea zendingspredikant van 1974-1987.

In 1984 kwam de kerk op Papoea in een stroomversnelling terecht. Vanaf het begin van de zending werd gestreefd naar een zelfstandige zendingskerk. Al heel wat mijlpalen waren gepasseerd, maar nog steeds gaven westerlingen gevraagd en ongevraagd advies. Zij stuurden de jonge zendingskerk aan en gaven aanwijzingen hoe een kerk het beste functioneert. De kerk groeide en steeds meer taken werden door de Papoea’s zelf ter hand genomen. Intussen had ook de Indonesische overheid nog wat over de kerk op Papoea te zeggen. Deze kerk mocht niet van Nederlanders blijven, maar moest door Papoea’s bestuurd worden, anders zou het weleens afgelopen kunnen zijn met het verstrekken van visa voor zendingswerkers. Als de kerk zelfstandig zou worden, konden de Papoea’s zelf westerlingen vragen om te komen adviseren. Daarom werd een synode georganiseerd met een Papoea-predikant als preses en waarin de Nederlandse zendingswerkers op de achtergrond bleven. Vanaf nu mochten de westerlingen alleen nog advies geven als daar om gevraagd werd.

Synode
Kerkelijke beslissingen worden volgens de presbyteriale kerkstructuur genomen. Ds. Vreugdenhil: 'De kerkorde van de GJPI schrijft voor dat eens in de vijf jaar een synodevergadering plaatsvindt waar alle afgevaardigden van de gemeenten op PapOEa vertegenwoordigd zijn. Iedere twee jaar is er een regionale synode in verschillende gebieden, namelijk in Yalimo, Mek en Una. Twee keer per jaar worden er classisvergaderingen gehouden in al deze gebieden. De afvaardiging is ook volgens het Gereformeerd Kerkrecht. Iedere kerkenraad vaardigt af naar de classis, iedere classis vaardigt af naar de regionale synode en iedere regionale synode vaardigt af naar de generale synode die heel Papoea bestrijkt.'

Overdracht
De adviserende functie van de zendingswerkers is intussen ook opgeheven. In 2009 werd de laatste stap gezet: alle verantwoordelijkheden werden overgedragen van ZGG aan de GJPI. Hoewel de kerk nu volwassen genoemd mag worden, zijn er toch nog regelmatig moeilijkheden. Waar haal je voldoende en goed opgeleid onderwijzend personeel voor een theologische school vandaan? Hoe reageer je op telkens weer opduikende heidense elementen in de kerk?

Theologische school
In Pass-Valley stond de eerste theologische school waar predikanten opgeleid werden. Na zijn repatriëring ging ds. Vreugdenhil daar jaarlijks heen om extra onderwijs te geven. Intussen is een nieuwe theologische hogeschool (Sekolah Tinggi Teologia Reformasi, STTR) opgericht in Wamena. Op deze school gaat ds. IJsselstein les geven. Ds. Vreugdenhil: 'Het niveau van de ontwikkeling van gemeenteleden vereiste ook een hoger niveau in theologische opleiding. Er zal nog heel wat moeten gebeuren om deze STTR goed te laten functioneren. Het gebouw staat er inmiddels, de toestemming van de regering is er ook. Met zorg zullen bekwame docenten moeten worden aangetrokken. De GJPI heeft ook zelf een aantal leden met een wetenschappelijke theologische opleiding.'

Onderscheid
De GJPI is gebaseerd op de Bijbel en de gereformeerde belijdenis. Dit is ook het geval met de kerk op Papoea die ontstaan is uit de zending van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Ds. Vreugdenhil: 'In andere kerken is vaak een groot stuk liberale theologie binnengeslopen via de buitenlandse zending. Een tweede onderscheid met andere zendingskerken is dat de meesten een verbod hebben op roken en het kauwen van betelnoten. Dat mag natuurlijk ook niet. In de GJPI wordt wel gerookt, net als in de reformatorische kerken in Nederland. De Papoea’s rookten al voordat ze christen werden en als ze dan Nederlanders zien roken, kun je ze niet meer aan het verstand brengen dat dit zonde is.'

Nigeria: zelfstandig ambten vervullen

In 1974 kwam de zending in Nigeria. De kerk die ontstaan is, heet Nigeria Reformed Church (NRC) en is zelfstandig sinds 1988. Een interview met Nico van Steensel, evangelist en docent in Izi, Nigeria, van 1983-1996.

Hoe is de eerste kerk tot stand gekomen?
'Het zendingswerk in Izi begon in het dorp Onuenyimu Agbaja. Vanaf december 1974 hield evangelist Johan Commelin zondagse bijeenkomsten op het erf van een van de oudsten van het dorp. Het volgende jaar werd een kerkje gebouwd en twee jaar later een groter gebouw met een dak van zinkplaten. In 1977 werden de eerstelingen hier gedoopt door ds. P. Blok.'

Wanneer werd er invulling aan ambten gegeven?
'Vanaf het begin waren de Izi-christenen betrokken bij de organisatie van het kerkelijk leven. Verschillende commissies van afgevaardigden beslisten over allerlei zaken zoals doop en huwelijk en gaven toerusting en informatie. In 1985 werd besloten dat vier kerkjes in aanmerking kwamen om geïnstitueerd te worden. De grimmige houding van de militaire regering die dreigde alle zendingswerkers uit te wijzen, maakte dat extra vaart achter de voorbereidingen werd gezet. Toch duurden de voorbereidingen tot 1988. Alle andere kerkjes werden als afdeling of preekcentrum ingedeeld bij een van deze te institueren gemeenten.
Izi-predikanten waren toen nog niet in het ambt bevestigd. Ze deden toen hun werk nog zonder sacramentsbevoegdheid. Op 15 april 1988 werden onder een grote overkapping van palmbladeren onder grote belangstelling van vele gasten zeventien ouderlingen en acht diakenen in het ambt bevestigd en zo vier gemeenten geïnstitueerd. Vijf dagen later werden er twee predikanten bevestigd.
Deze vier gemeenten vormden elk een kerkenraad waarin naast de ambtsdragers ook vertegenwoordigers van de afdelingen en preekplaatsen als waarnemer een plaatsje kregen. Elke geïnstitueerde gemeente mocht vier afgevaardigden sturen naar de driemaandelijkse classisvergadering, waarvan de eerste op 14 mei 1988 gehouden werd. Nu zijn er meerdere classes en is er een synode.'

Hoe werden ambtsdragers toegerust voor hun taak?
'In de te institueren gemeenten werd een serie bijeenkomsten belegd waarin gesproken werd over het werk van ouderlingen en diakenen en hoe ze gekozen zouden worden. Deze toerusting werd voor de hele gemeente gehouden voordat de verkiezingen waren. Daarna werd jaarlijks een bijscholingsweek voor alle ambtsdragers georganiseerd.'

Zijn er moeilijkheden geweest in het aanstellen van mensen voor een ambt?
'Kerkenraden hadden soms moeite met het vinden van genoeg goede kandidaten. Het aantal gedoopte mannen was veel lager dan het aantal vrouwen. De meeste doopleden waren jong en ongetrouwd. Verschillenden moesten terugtreden door zonde tegen het zevende gebod. Er moest veel tijd gestoken worden in vergaderingen - een kerkenraadsvergadering duurde een hele dag - en die tijd werd niet betaald.'

Hoe heeft de theologische opleiding voor predikanten vorm gekregen?
'Vanaf 1975 was er een bijbellandbouwschool in Izi, waar evangelisten werden opgeleid. Kandidaten voor predikant werden echter naar de theologische school van een andere gereformeerde zendingskerk in Mkar gestuurd. Intussen is het niveau van de theologische school (Nigeria Reformed Theological College, NRTC) zo verhoogd dat daar de predikanten ‘in eigen kring’ kunnen worden opgeleid. Studenten worden toegelaten door een curatorium, zoals in Nederland.'

Hoe wordt er invulling gegeven aan evangelisatie vanuit de jonge kerk?
'Vanaf het begin is de kerk sterk op evangelisatie gericht geweest, want elke christen moet evangelist zijn. Veel evangelisten werden uitgezonden, ook naar andere dan de eigen stam. Nu is de kerk behalve in Izi ook aanwezig in Igede, Ikwo en Mgbo.'

Ecuador: zelfstandig financieren van de kerk

ZGG werkt sinds 1995 in Ecuador. Er zijn inmiddels twee gemeenten, maar deze zijn nog niet zelfstandig. Peter van Olst, sinds 2005 evangelist in Portoviejo, schrijft over de inbreng van leden van de zendingsgemeenten.

María Cedeño was drie jaar geleden de achtste persoon die in de zendinggemeente Buenas Nuevas in Portoviejo de geloofsbelijdenis aflegde. Zij heeft, zonder het zelf te weten, voor mij als evangelist een bijzondere betekenis. Bij het begin van mijn werkzaamheden in Portoviejo heb ik de Heere gevraagd of Hij mijn roeping wilde bevestigen door mij  één nieuw gemeentelid te geven voor wie ik direct het middel mocht zijn. Ik geloof dat zij dit is.

Huwelijk
Andere nieuwelingen in de kerk komen vaak binnen via de groeiende ledengroep, waarvan er al vijf waren toen wij in 2006 aankwamen. María woont echter wat verder van de kerk en had, toen ze via een diaconaal project binnenkwam, eigenlijk nauwelijks contacten. Ik was hier nog maar net toen ik haar ontmoette en uitnodigde voor de kerkdienst. Later heeft ze de belijdeniscatechisatie gevolgd. Inmiddels neemt ze een centrale plek in in de gemeente, die inmiddels twintig belijdende leden telt.
Heel bijzonder vind ik het dat ik als kerkenwerker aan María nooit veel werk heb gehad. Deels zal dat komen door haar sterke karakter, maar ik heb er ook iets in gezien van het woord van de apostel (1 Joh. 2: 19) dat wie de zalving van de Heilige heeft ‘alle dingen’ weet. Een zware beproeving was dat de man met wie ze samenleefde, José, niet met haar getrouwd was en niet wilde trouwen ook. Wetend dat dit zonde was, pakte ze zijn koffers en zette die in de gang. Op dat moment ontdekte ze dat ze zwanger was. De koffers werden weer uitgepakt; José trouwde met haar.

Vrouwen en diaconaat
Iedere zondag geeft María les aan de jongste groep van de zondagsschool. Daarnaast coördineert ze het diaconaal comité. In dat comité zitten vier vrouwen die mij helpen bij het kleinschalige, maar belangrijke gemeentediaconaat. Veel beter dan ikzelf weten zij echte nood in de gemeente te onderscheiden van gemakzucht en begeerte. In overleg en soms ook samen bezoeken we mensen, lezen de Bijbel en overhandigen een bijdrage uit de kerkelijke kas. Iedere maand zorgen deze vrouwen ook voor de overhandiging van een mand met levensmiddelen aan een behoeftig gezin, dat daarbij voor het eerst in de kerkdienst wordt uitgenodigd.
Heel soms maken María en de andere leden van het diaconale comité de vergissing dat ze zich diaken noemen. Dat corrigeer ik. Samen begrijpen we uit de Schrift dat de ambten aan mannelijke gemeenteleden zijn voorbehouden. Daar zijn er echter nog te weinig van om de gemeente te verzelfstandigen. Wachtend op dat moment vervullen de vrouwen blijmoedig hun taak. Hopelijk kunnen ze later in raad en daad behulpzaam zijn aan één of meer door God geroepen en door de gemeente verkozen diakenen.

Inkomsten
De jonge zendingsgemeente (we zijn nu vier-en-een-half jaar na de eerste belijdenisdienst) brengt via het zondagse collectemandje een eenvoudig budget bij elkaar. Zelfs de kinderen van de zondagsschool dragen bij. De belijdende leden en soms ook de catechisanten krijgen maandelijks een envelop om hun tienden af te zonderen. Het administratief comité bekijkt of er genoeg enveloppen binnenkomen. Bewust onthouden we ons van de controle van namen of inhoud, zoals dat hier soms in andere kerken gebeurt. Geven moet een blijmoedige zaak tussen de persoon en de Heere blijven.
Het maandelijkse budget voor onderhoud is vijftig dollar. Voor het gemeentediaconaat is er zestig dollar - de zending legt daarvan een klein percentage bij. Onlangs zou ik samen met María en een ander lid een bedragje weg gaan brengen bij een zieke. Ik kwam wat laat en trof haar al aan met een geopende Bijbel op haar schoot. Het bezoek stond helemaal in het teken van het Woord. Ik was er, opnieuw, dankbaar voor.

Eerder verschenen in Paulus 320 - november 2010

Op eigen benen leren staan.pdf

Op eigen benen leren staan.pdf

  • Download