Roept de Heere u tot zendingswerk?

Veel mensen worstelen met de vraag of de Heere ook hen roept tot het zendingswerk. De overtuiging dat een roeping nodig is om in Gods Koninkrijk te dienen, wordt breed gedragen, maar wat moeten we daar concreet onder verstaan?

Door Steven Baan en Just van Toor

Al in het Oude Testament lezen we dat de Heere mensen voor een speciale taak roept. Soms wordt dat duidelijk beschreven. Zo roept de Heere Mozes om naar Farao te gaan (Ex. 3: 10), Gideon tot richter (Richt. 6: 14) en Jeremia tot profeet (Jer. 1: 5). Het is leerzaam om deze Bijbelgedeelten eens rustig te bestuderen. We kunnen daar lessen uit leren die ook vandaag nog actueel zijn.

Bezwaren overwonnen

We zien in bovenstaande voorbeelden dat Mozes, Gideon en Jeremia bezwaren hebben waardoor ze menen ongeschikt te zijn. Mozes acht zichzelf niet in staat om te spreken, Gideon vindt zijn afkomst te gering en Jeremia vindt zichzelf te jong. Deze bezwaren worden door de Heere opgelost. Tegelijkertijd moeten we voorzichtig zijn met het trekken van conclusies. Van een wonderlijke ontmoeting zoals bij Gideon is nu geen sprake meer. Ook vindt geen gesprek meer plaats tussen de Heere en de geroepene zoals bij Mozes en Jeremia. Dat moeten we niet verwachten. Maar dit is nog hetzelfde: het is de Heere Die roept en Die ook Zelf onze bezwaren wegneemt.

Roeping in het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament lezen we over de roeping van de discipelen. Het staat er eenvoudig. De Heere wandelt bij de Galilese zee en roept vier vissers om Hem te volgen (Mar. 1: 16-20). Op Zijn machtswoord volgen zij Hem. De Heere zet Saulus op een bijzondere manier stil als hij op weg is naar Damascus (Hand. 9: 3-4). Tegen Ananias zegt de Heere dat Paulus Zijn Naam zal gaan uitdragen, ook onder de heidenen (Hand. 9: 15). Later lezen we dat dit daadwerkelijk gebeurt (Hand. 13: 2). Echter, van iemand als Timotheüs lezen we niet hoe de Heere hem riep. Toch blijkt uit de Bijbel dat de Heere Timotheüs in Zijn dienst gebruikte en zijn arbeid ook zegende. Van de roepingen die in het Nieuwe Testament beschreven zijn kunnen we zeker leren. Tegelijk zijn er verschillen met betrekking tot een roeping tot het zendingswerk.

Hij leidt ook de omstandigheden

Een belangrijk verschil is de taak waartoe de Heere roept. In de tijd van de profeten en de apostelen was er nog geen sprake van geordend kerkelijk leven. Binnen de kerk vanaf het Nieuwe Testament geeft de Heere de ambten waartoe Hij mensen roept. Die roeping komt nog steeds door Zijn spreken, ook al roept Hij tot een andere taak. Ook voor zendingswerkers is het belangrijk dat zij weten dat de Heere hen roept. Paulus stelt een duidelijke vraag in Romeinen 10: 15a: ‘En hoe zullen ze prediken, indien zij niet gezonden worden?’ Deze vraag is nog steeds actueel. De Heere roept tot het werk in Zijn wijngaard. In de eerste plaats spreekt Hij door Zijn Woord. Maar Hij leidt ook de omstandigheden waarin iemand zich bevindt.
Wanneer iemand vanwege zijn gezondheid niet kan functioneren in de tropen, zal de Heere hem niet roepen als evangelist in Guinee. Iemand die moeite heeft met leren, wordt niet geroepen om bijbelvertaler te worden in Oost-Azië.

Word ik geroepen voor het zendingswerk?

Hoe krijgen we dan meer zicht op de vraag of de Heere ons roept? In de eerste plaats is het gebed onmisbaar (Ps. 25: 4). Wat ook kan helpen is het eerlijk stellen van enkele vragen (zie onderaan Aandachtspunten). Ook een gesprek met een ambtsdrager, een deputaat, de directeur of missioloog van ZGG kan hierbij behulpzaam zijn. Daarnaast mogen we ons in de middellijke weg stellen. Wanneer iemand meent de stem van de Heere gehoord te hebben, mag hij of zij solliciteren met de bede of de Heere de weg wil banen indien het Zijn wil is. Wat geeft het dan een blijdschap als iemand benoemd kan worden. Daarin wordt ervaren dat de kerk de roeping overneemt. Dan zijn niet alle vragen opgelost. Misschien komt de worsteling nog wel. In zulke bestrijdingen geeft Gods Woord echter een rijke bemoediging: ‘Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal’ (1 Thess. 5: 24).
Tegelijk maakt dit juist de strijd uit als iemand niet benoemd wordt. Ook dan is het goed om hier vertrouwelijk over te spreken met bijvoorbeeld een ambtsdrager. Wanneer de kerkenraad op de hoogte was van de sollicitatie, ligt hier ook een ambtelijke verantwoordelijkheid!

 

Aandachtspunten tijdens het sollicitatieproces

• Weegt de nood van de naaste op het zendingsveld?
• Is er sprake van een roeping voor de zending?
• Heeft de sollicitant een hartelijke verbondenheid aan de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking en een daaraan verbonden levensopenbaring overeenkomstig de afgelegde belijdenis?
• Wegen vragen over tijd en eeuwigheid?
• Is er kennis van eigen verlorenheid en een honger en dorst naar de gerechtigheid?
• Is er sprake van enige kennis van Christus?

Het gesprek: een belangrijk moment

Ds. G.J.N. Moens is voorzitter van het deputaatschap van ZGG. Het deputaatschap is verantwoordelijk voor het benoemen van zendingswerkers. Hij vertelt iets over de inhoud van het gesprek.

‘De ontmoeting met de mensen die gereageerd hebben op een bepaalde vacature in het zendingswerk is voor het deputaatschap een belangrijk moment. We hopen immers op duidelijkheid en vrijmoedigheid om een sollicitant te mogen aannemen. In het gesprek komen diverse aspecten aan de orde. Er wordt geluisterd naar wat men vertelt uit het persoonlijk leven, als het gaat over de vreze des Heeren. Dit is natuurlijk ten nauwste verbonden aan wat de sollicitant vertelt met betrekking tot zijn of haar roeping tot het zendingswerk. Vanzelfsprekend komen er ook andere zaken aan de orde, zoals specifieke vakbekwaamheid en sociale vaardigheden, enzovoort. De verantwoordelijkheid van deputaten in deze beslissingen weegt zwaar. Het moet voor ons duidelijk worden dat wij deze persoon, dit gezin mogen aannemen, opleiden en uitzenden. In dit licht zal het ook duidelijk zijn dat er intensief geluisterd wordt wanneer de sollicitant vertelt over het werk van de Heere in zijn of haar hart. En hoe, uit de doorleefde kennis van onze verlorenheid in Adam en het tekort van al onze gerechtigheden, het wonder van de zaligheid in Christus ervaren mocht worden. We proberen te luisteren of er sprake is van een verlangen om te dienen in het zendingswerk, of er een duidelijke roeping ligt. Dit is zo wezenlijk wanneer we bedenken in wat voor moeilijkheden, teleurstellingen of ook eenzaamheid onze zendingswerkers terecht kunnen komen. Om in die situaties toch te weten dat het de weg van de Heere was.

Luisteren en vragen

Maar oordeelt het deputaatschap dan niet over het hart van mensen? De sollicitant vertelt en wij luisteren en vragen. Vervolgens moeten we besluiten naar wat wij gehoord hebben. Dan gaat het niet over de staat van iemand, maar of wij de vrijmoedigheid hebben om iemand te benoemen en uit te zenden. Laat dan ons gebed maar zijn wat we lezen in Lukas 10: 2: ‘Hij zeide dan tot hen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige; daarom, bidt den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.’

Eerder verschenen in Paulus 351 - maart 2016