Stenen wegruimen

Alfabetisering is wezenlijk onderdeel van zending in Guinee


Heb je leren lezen en schrijven? Dan geef je deze kennis natuurlijk door. Fennie Haase in Guinee vertelt over het alfabetiseringswerk. ‘Een gemiddelde werkdag? Die bestaat niet!’

Door Jacoline van den Dool en Martin van Emous

Vanuit Garama in Guinee doet Haase gezondheids- en alfabetiseringswerk in de Mogofin-gemeenschap. Het Frans is de officiële taal van het Afrikaanse land. De mensen in Garama en omgeving spreken het Mogofin. In de stad Boké, waar ook ZGG-werkers wonen, spreekt men het Soso. De Mogofin-mensen hebben een orale cultuur. Dat wil zeggen dat de gesproken taal het belangrijkste is in hun samenleving. Boeken, kranten of tijdschriften hebben geen plaats in hun leven.
Dat is een groot verschil met onze schriftcultuur. In Nederland krijgen baby’s en peuters al boekjes in handen, we lezen kleuters voor en wanneer een kind in groep drie zit, leert het lezen en schrijven. Voordat we naar de winkel gaan, schrijven we een boodschappenlijstje om niets te vergeten. We doen veel via smartphone, tablet en computer. Daarop speelt (behalve beeld) schrift toch ook een belangrijke rol. In onze hele cultuur is lezen en schrijven verweven. We kunnen ons een wereld zonder schrift nauwelijks voorstellen. In de Guineese dorpsgemeenschap hebben mondelinge verhalen de hoofdrol. Mogofin-mensen kunnen heel goed dingen onthouden die ze gehoord hebben. Tegen mensen die kunnen lezen en schrijven wordt opgekeken. Sommigen hebben op de school van de imam gezeten. Daar krijgen ze in het Frans les en leren Arabische tekens lezen en schrijven (zoals wij het Latijnse schrift gebruiken om het Nederlands te lezen en schrijven).

Papieren boeken

Vanaf 1994 zijn ZGG-werkers aanwezig in de Mogofin-gemeenschap. Naast het bijbelvertaalwerk neemt het alfabetiseringswerk een grote plaats in. De vertaalde Bijbelboeken worden ingesproken en via SD-kaartjes verspreid, zodat ze via een telefoon te beluisteren zijn. Fennie: ‘Het is een geweldig middel om mensen de Bijbelse geschiedenissen te laten horen.’
Maar het is ook heel waardevol als de mensen de papieren boeken kunnen lezen. Dat is de hoofdreden om hen te leren lezen. Fennie: ‘Alfabetiseringsonderwijs is in feite een steen wegruimen om mensen toegang te geven tot de Bijbel.’ Het kunnen lezen van de Bijbelse verhalen is echter niet het enige doel van het alfabetiseringswerk. Net zoals gezondheidswerk is alfabetisering op zichzelf al een goed doel. Het draagt bij aan de ontwikkeling van een bevolking. Wanneer mensen kunnen lezen, kunnen zij belangrijke informatie tot zich nemen zoals mededelingen van de overheid. Ze kunnen aankondigingen voor een voorlichtingsbijeenkomst lezen. Ze kunnen folders over hygiëne lezen. Ook kan men verder leren.
Leren lezen en schrijven is dus de eerste stap voor verdere ontwikkeling. Fennie: ‘Kennis is als het aansteken van een licht, om het in Guineese termen te zeggen. Het kunnen lezen en schrijven geeft iemand een stukje waardigheid. Zo is er een jong meisje dat haar taal heeft leren lezen en schrijven. Zij is echt een voorbeeld voor anderen in de gemeenschap. Wie heeft leren lezen en schrijven wordt als het ware een ambassadeur om anderen ervoor warm te maken. Deze mensen zien het belang in van het ontvangen van kennis.’

Animateurs

Fennie Haase organiseert en begeleidt klassen in verschillende dorpen in het Mogofin-gebied. Zij zorgt dat de materialen aanwezig zijn zoals lesboekjes, schriftjes, een schoolbord en krijt. Aan het eind van een serie lessen neemt Fennie een toets af. Zij geeft de alfabetiseringslessen niet zelf. De Guineese cultuur en het onderwijs aan volwassen vragen een heel eigen didactiek. De lokale leraren weten het beste hoe zij leren. Zij creëren in de klas een sfeer waarin je fouten mag maken. Je kunt het niet fout doen, omdat je aan het leren bent.
Fennie begeleidt de leraren, ofwel de animateurs. Dit Franse woord wordt gebruikt voor de mensen die anderen de gelegenheid bieden om te leren lezen en schrijven. Deze leraren maken dorpelingen enthousiast om de tweejarige cursus te gaan volgen, geven de lessen en blijven de mensen aanmoedigen om te lezen. De leraren hebben nog niet zo lang geleden zelf de alfabetiseringscursus gevolgd. Ze zijn heel gemotiveerd om door te geven wat ze zelf hebben geleerd. Het is hun wel toevertrouwd om de lessen te geven, vooral vanwege de liefde die ze overbrengen. Het komt wel voor dat een vlugge leerling eigenlijk beter is dan zijn docent.
Tijdens maandelijkse terugkom-momenten denken de animateurs samen met Fennie na over de te geven lessen. Dit verstevigt de band tussen de leraren. Zij dragen zelf onderwerpen aan. Zo hebben veel mensen moeite met het maken van staartdelingen. Tijdens zo’n bijeenkomst kunnen ze ermee oefenen en elkaar helpen. Dat is een van de doelen: dat de animateurs van elkaar leren. Daarnaast is er een vertaler bij. Van hem kunnen ze ook weer iets opsteken.

Angst

De animateurs zijn moslim. Zij hebben veel contact met Fennie en de andere werkers. ‘Zo zijn ook zij gebied dat bearbeid wordt,’ zegt Fennie van hen. ‘Een van de leraren werkt mee aan het vertalen van Bijbelboeken. Een ander is inmiddels overleden, maar hij prees het lezen van de goede boeken zó aan, dat we de hoop hadden dat de Heere in hem aan het werk was.’
Het grootste deel van de Guineese inwoners is moslim. De volksislam kent veel bijgeloof. Lezen en schrijven heeft volgens hen iets magisch. Er heerst angst om tegelijk met de kennis ook de westerse cultuur en godsdienst over te nemen. Zoiets is al eerder gebeurd, toen zij de islam aangenomen hebben. Daarom blijft Fennie op de achtergrond en laat de animateurs de contacten leggen in de dorpen. Zij kunnen bovendien veel beter proeven of een dorp echt gemotiveerd is. De vasthoudendheid waarmee ze aangeven naar de lessen te zullen komen, de stiptheid in het aanleveren van de lijst met deelnemers en het aanwezig zijn op het afgesproken moment zijn signalen dat men het serieus meent.

Huiswerkboekjes

Bij het onderwijs blijft Fennie betrokken door elke maand de klassen te bezoeken. Ze heeft in de afgelopen tijd de boekjes voor de alfabetiseringscursus herzien en heeft er huiswerkboekjes bij gemaakt. In de periode waarin de nieuwe klassen gevormd worden, is Fennie juist met verlof. Mogelijk kunnen er drie of vier klassen starten in het nieuwe seizoen, maar dat is nog niet zeker. In het vorige seizoen waren er twee klassen: een tweedejaars klas in het dorp Wonkunden en de post-alfabetiseringsklas in Garama.
Fennie geeft wel zelf les aan de post-alfabetiseringsklas, ook wel de kenniszoekers genoemd. Daar komen uit elke eerdere klas twee mannen naartoe. Het zijn leergierige mannen. Zij hebben twee jaar alfabetisering les achter de rug en willen meer kennis opdoen. Allerlei thema’s komen aan de orde: planeten, de aarde, gezondheid, zwangerschap, enzovoort. Niet alleen de zendingswerkers dragen onderwerpen aan, maar ook de mannen zelf. Deze groep werkt aan het verbeteren van hun leesvaardigheid. In de klas lezen, herlezen en bespreken zij verschillende boekjes. Van een eigen volksverhaal tot het Bijbelboek Ruth, van voorlichting over hygiëne en aids tot informatie over borstvoeding. Thuis lezen de mannen doorgaans niet; ze moeten het hebben van het gezamenlijk ermee bezig zijn. Door middel van opgestelde vragen verwerken zij het gelezene en praten erover door.

Vrouwen

Naast het contact met de klassen en de animateurs bezoekt Fennie vrouwen in Garama. Misschien hebben vrouwen geen tijd om te leren lezen en schrijven, maar ze kunnen wel dingen leren. In twee groepen behandelt Fennie bijvoorbeeld hygiëne of Bijbelse geschiedenissen. Er is geen strak lesplan, wel veel interactie. Zo krijgen de vrouwen de gelegenheid om van elkaar te leren. Het is niet de bedoeling om allerlei westerse ideeën over te dragen. Fennie kan hen wel aan het denken zetten door vragen te stellen.
Op de vraag om een gemiddelde werkdag te beschrijven, antwoordt Fennie lachend: ‘Die bestaat niet!’ Tussen haar verschillende werkzaamheden is geen scherpe grens aan te wijzen. Een les over hygiëne bij de post-alfabetiseringsklas kan zomaar een bijdrage leveren aan het lees- en schrijfonderwijs. Een bezoekje bij één van de vrouwen thuis kan een gesprek opleveren over het nut van handen wassen. Een leesles kan aids als thema hebben, waarbij de discussie na het lezen aanknopingspunten biedt om met elkaar door te spreken over huwelijkstrouw.
Fennie blijft zoeken naar manieren om meer mensen te bereiken. Voorlezen zou een mooie methode zijn om alfabetisering te stimuleren, maar wie kan er goed genoeg Mogofin lezen om voor te lezen? De animateurs kunnen dat soms niet eens. Uiteindelijk draait het ook niet om de bezigheden of de resultaten van Fennie’s werk. Het aanwezig zijn in de gemeenschap betekent al heel veel.

Opschieten

Het is mooi om te merken als het Woord mensen raakt. Een man kwam een nieuw SD-kaartje halen. Hij wilde meer Bijbelse verhalen horen. Een ander die redelijk goed heeft leren lezen vroeg: ‘Kan Peter niet opschieten met vertalen? Ik wil zo graag de boeken lezen.’ Fennie: ‘Dat is een uitzondering, maar wel de uitzondering waarvoor je het doet.’
Fennie is betrokken bij de officiële start van een klas en bij de afsluitingsbijeenkomst. Bij de afsluiting is gelegenheid om het Woord te openen. Wanneer mensen een lesjaar afgerond hebben, ontvangen zij een Bijbelboek. Het Woord gaat mee naar huis. Is er weerstand tegen het alfabetiseringswerk? Fennie: ‘Ja, die is er ook. Wanneer dat er niet zou zijn, moet je je afvragen of het wel klopt. Soms gaat een klas niet door, ondanks eerder enthousiasme. Soms wordt op een negatieve manier gesproken over bijvoorbeeld vrouwen die lezen willen leren. Maar de Heere heeft beloofd dat Zijn Woord voortgaat. Dat zal ook zo zijn. Hij kan niet liegen.’

Het gevaar van analfabetisme

In Nederland gaan we er in het dagelijks leven min of meer van uit dat iedereen kan lezen. Dat is niet zo, we kennen in ons land ook laaggeletterdheid. Daar wordt echter maar weinig aandacht aan besteed.
Vooral op het Afrikaanse continent zijn veel landen waar een groot deel van de bevolking niet kan lezen. Deze mensen kunnen dus ook de Bijbel niet lezen.
In Guinee is ongeveer 70% van de bevolking analfabeet. Zoals voedsel belangrijk is voor het lichaam is geestelijk voedsel vanuit de Bijbel belangrijk voor de ziel. Het is dus erg belangrijk dat mensen zelf hun Bijbel kunnen lezen. Daarom is alfabetiseringswerk een belangrijk onderdeel van het zendingswerk.

Eerder verschenen in Paulus 365 - januari 2019