Terugblikken en vooruitzien

Raymond Warnaar en Peter van Olst blikken terug op het verlaten van het zendingsveld


‘We hebben in hetzelfde huis gewoond. In dezelfde kerk gewerkt. Zelfs nog een tijdlang in dezelfde autogereden.’ Veel herinneringen komen boven als de gerepatrieerde evangelisten Raymond Warnaar en Peter van Olst elkaar weer ontmoeten.

Door Jeanet Zuidweg

Ik weet nog goed hoe familie Warnaar ons in december 2005 ontving in Quito. Zij maakten ons wegwijs in de hoofdstad van Ecuador waar wij onze taalstudie zouden volgen’, zo vertelt Van Olst. ‘Na een half jaar vestigden wij ons in onze nieuwe woonplaats. Precies tien jaar geleden werkten wij een maand lang samen. De zaken van de gemeente van Portoviejo werden toen aan mij overgedragen.’ Warnaar knikt. Nu Van Olst het zegt, herinnert hij het zich ook weer levendig. ‘Jullie zijn toen direct ons huis ingegaan. Wij woonden een maand in een hotel. Op die manier konden jullie je alvast settelen en wij konden ons op ons afscheid voorbereiden.’

Verblijdend

Warnaar ziet het als leiding van de Heere dat zijn werk op een goede manier overgedragen kon worden aan de nieuwe evangelist. ‘Je wilt een gemeente niet zonder herder achterlaten. Zeker niet in een prille fase. Er ontstond rond de tijd dat wij vertrokken eigenlijk net een jong plantje. We hadden juist een kerkgebouwtje gebouwd.’ Van Olst herinnert zich nog goed dat de kerk in april 2006 vijf belijdende leden kreeg. ‘Dat was tijdens onze taalstudie.’ Vol verwondering voegt hij eraan toe: ‘In oktober 2015 hebben we het tienjarig bestaan van de kerk gevierd. De eerste vijf leden zijn fundadores. Dat betekent letterlijk: oprichters. We zien dat zij binnen de gemeente bijzondere taken op zich nemen. Na de laatste visitatie in september 2015 zijn we toegegroeid naar een kerkelijk comité. Dat betekent dat er naast de evangelist mensen aangesteld zijn die verantwoordelijk zijn voor bepaalde taken. Zo leidt mijn opvolger, evangelist Elenbaas, de gemeente nu samen met een van de Ecuadoraanse broeders.’

Verantwoordelijkheden

Het was voor het team verblijdend om te zien hoe serieus de Ecuadoranen verantwoordelijkheden overnemen. Het toegroeien van de gemeente naar meer zelfstandigheid maakte het afscheid voor Van Olst in zekere zin gemakkelijker. Hij vervolgt: ‘Ik heb altijd het verlangen gehad om een actieve mannenvereniging te hebben. Niet zozeer om alleen de Bijbel te bestuderen, maar ook om bijvoorbeeld naast me te staan in het onderhoud van de kerk. Iedere vakantie probeerde ik weer opnieuw een dergelijke vereniging op te richten, maar die kwam niet van de grond. Totdat ik het in februari 2015 nog een keer probeerde, eigenlijk zonder verwachting. Toen waren er enkele mannen die het voortouw namen. Nog steeds komen ze iedere maandag bij elkaar.’ Van Olst ziet dat de gemeente met het functioneren van het kerkelijk comité en de actieve mannenvereniging een grote stap vooruit heeft gezet en dat ze hiermee een nieuwe fase ingaat. ‘Daar ben ik dankbaar voor. Dat helpt bij het loslaten.’

Contacten

Voor zijn huidige werk als directeur bij Net Foundation komt Warnaar regelmatig in Latijns-Amerika. ‘Vanuit NET Foundation geven wij begeleiding aan lokale theologische opleidingen in diverse landen. Wij zorgen ervoor dat zij voorgangers, die om diverse redenen niet naar de grote stad kunnen om theologische toerusting te volgen, online kunnen toerusten. We hebben in Latijns-Amerika contacten met diverse lokale theologische opleidingen. Zo loopt er ook een aantal projecten met theologische scholen in Ecuador.' Warnaar vertelt vol enthousiasme over het werk dat hij nu bijna tien jaar mag doen. Hij ziet het als Gods leiding dat hij in zijn huidige werk zijn IT-ervaring kan combineren met zijn opgedane ervaring op het zendingsveld.

Roeping en praktische zaken

Warnaar en Van Olst vertellen hoe ze tot het besluit kwamen om terug te keren naar Nederland.
Warnaar: ‘Aan de ene kant is er je roeping. Anderzijds zijn er praktische zaken die je laten nadenken. In ons geval was het de grootste vraag: ‘Kan het werk in Portoviejo doorgaan?’ We hebben toen binnen het team besloten om de zending te vragen om een nieuwe evangelist. Toen wij hoorden dat Van Olst aangenomen was, was het voor ons eigenlijk helemaal helder. Al kregen we daarna nog wel de nodige vragen en aanpassingen te verwerken. We zagen dat de Heere Zelf verder gaat en weer mensen beschikbaar stelt.’
Van Olst vertelt: ‘Twee en een half jaar voor onze uiteindelijke repatriëring was het duidelijk dat wij naar Nederland terug wilden en mochten gaan. We hebben aan het deputaatschap gevraagd of ze een opvolger wilden zoeken. Omdat hiervoor niemand op tijd gevonden werd, hebben we als team de hoofden opnieuw bij elkaar gestoken. We hebben toen gezegd dat we toch graag een Nederlandse evangelist willen hebben. Voor Elenbaas gaf dat de doorslag zich voor het werk in Portoviejo beschikbaar te stellen. Dat is later op allerlei manieren bevestigd, ook dwars door de aardbeving heen. Daarin heeft de aardbeving meegewerkt ten goede.’

Niet los

Warnaar: ‘Na het besluit om terug te keren naar Nederland bleef het voor mezelf wel een zoektocht: ‘En wat nu, Heere?’ Het verlangen om Gods Woord te openen en met andere mensen te delen blijft en vraagt steeds om vervulling. Het is werk waarin ik, door alle gebrek heen, heb ik ervaren dat de Heere me heeft willen gebruiken. Dat wat de Heere in je hart gelegd heeft, schud je niet van je af als je weer in Nederland woont.’
Van Olst beaamt dat: ‘Ik merk dat ik niet los ben van het zendingswerk. Ook ben ik nog betrokken op de uitbreiding van het Koninkrijk van God. Hoe dat verder gestalte zal krijgen in mijn leven weet ik niet. Ik weet alleen dat ik nog een jaar bij de zending mag werken. Ik zie echt dat de Heere daarin voorzien heeft. In het schrijven van een zendingspublicatie en het vertalen van eenvoudige lectuur kan ik mijn journalistieke achtergrond combineren met de ervaring op het zendingsveld en ook kan ik mijn Spaans nog bijhouden.’
In eerste instantie ging Van Olst ervan uit dat hij vijf jaar in Ecuador zou werken. ‘Dit is tien jaar geworden. We hebben tien jaar op dezelfde post gezeten in een kleine gemeente. We zullen de betrokkenheid missen. Maar we hopen dat de Heere nieuwe deuren opent om Hem te dienen in Zijn Koninkrijk. Dat kan ook in Nederland. De betrokkenheid op Ecuador zal altijd blijven. Dat is ons tweede vaderland geworden.’ Van Olst vindt het goed dat na tien jaar een ander de taken overneemt. Zowel hij als zijn voorganger Warnaar zien achteraf dat de zendingsjaren ook intensieve jaren geweest zijn.

Gewoontes

Warnaar vertelt: ‘Na je terugkeer kom je middenin een maatschappij terecht waarin toch best veel veranderd is. Je bent soms heel anders gaan denken, ook in je gezin. Daar kom je eigenlijk pas achter naarmate je langer in Nederland bent. Wij moesten echt aan de nieuwe cultuur wennen. In Nederland gaat alles veel planmatiger dan in Ecuador.’ Van Olst vult aan: ‘Wij zeiden pas tijdens een zendingsavond in onze gemeente tegen de mensen: ‘Als jullie langsfietsen, kom gerust bij ons aan. Als we ergens mee bezig zijn, gaan we er gewoon mee door. En als we ergens naartoe moeten, ga je gewoon met ons mee.’ Dat vonden mensen zo grappig, want dat doen we in Nederland niet. Hier moet alles gestructureerd en gepland worden. Dat hoeft in Ecuador niet. Daar stond regelmatig iemand aan het hek die een praatje wilde maken of zelfs mee wilde eten. Onze hulp was er altijd op voorbereid dat er een paar mensen extra mee konden eten.’ Warnaar voegt er met een lach aan toe: ‘Toen wij net terug waren in Nederland zeiden wij tegen iemand: ‘Blijf toch mee-eten.’ Daarop kregen we een verschrikte reactie.’ Blijkbaar doen wij dat als Nederlanders niet gemakkelijk, zeker niet bij mensen waar we niet close mee zijn.
Van Olst vervolgt: ‘In Nederland heeft iedereen het druk. Iedereen heeft zijn/haar werk of vrijwilligerswerk en de kinderen hebben hun clubs. Het voordeel van Zuid-Amerika is dat alles veel minder gestructureerd is.’ Warnaar stelt Van Olst gerust dat je ook wel weer ingroeit in de maatschappij. ‘Het heeft alleen tijd nodig. Voor mij was de tekst uit Lukas 9 vers 62 daarin belangrijk. Daar lezen we: ‘Niemand, die zijn hand aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods.’ We moeten niet krampachtig proberen het oude vast te houden. We mogen het weer terugleggen bij de Heere.’
Van Olst merkt op dat het belangrijk is ‘om je weg te zoeken met een stuk geestelijke nuchterheid’. Dit bewaart je ervoor om situaties te idealiseren. Die geestelijke nuchterheid kan je helpen om je plekje weer in te nemen en dankbaar te zijn voor de positieve zaken die er zijn. Zo hopen wij ook onze weg te zoeken.’ Warnaar vertelt verder: ‘Om in te groeien in de Nederlandse maatschappij moet je de taken gewoon weer proberen oppakken. Je neemt dan vanzelf weer het ene over en met het andere, waaraan je gewend was, stop je.’ Warnaar legt dit uit met een voorbeeld: ‘In Ecuador waren wij sterk gericht op een gezinsmoment. We vroegen elkaar dan: ‘Hoe gaat het daar en daarmee?’ Dat hebben we nog twee of drie jaar volgehouden toen we in Nederland waren, maar op een gegeven moment ging dat niet meer. De kinderen hadden het druk met de jeugdvereniging, hun vrienden en nog veel meer. Nu sluiten we alles kort in de WhatsApp-groep.’
Van Olst heeft ook ervaren dat je in een zendingssituatie als gezin veel meer met elkaar doet. ‘Hier in Nederland kunnen kinderen er veel gemakkelijker op uittrekken. Ze hebben meer mogelijkheden en er wordt meer aan hen getrokken. Dat houd je niet tegen. Toch is er het verlangen om daar wel iets van vast te houden.’ Warnaar nuanceert. ‘De ideale situatie zal je hier op aarde niet vinden.’ Van Olst knikt instemmend. ‘Inderdaad: Het betere vaderland vinden we boven.’

 

Geleerde lessen

Van Olst en Warnaar hebben beiden ervaren dat de Heere instaat voor Zijn eigen werk en dat Hij daarbij mensen inschakelt. Beiden ervaren het als een wonder dat de Heere ook hen voor dit werk heeft willen gebruiken. Warnaar verwoordt de lessen die hij in de achterliggende tijd heeft geleerd als volgt: ‘In de praktijk kom je erachter dat het echt waar is dat de Heere ondanks ons werkt en niet dankzij ons. We hebben moeten leren dat onze rekensommen vaak niet kloppen. Het woordje trouw zou ik wel willen uitvergroten in mijn Bijbel. En de teksten over Gods trouw zou ik wel willen inlijsten. De Heere gaat door met Zijn werk. Hij werkt overal dwars doorheen. Als je dat mag leren zien, mag je alles aan Hem overlaten.’
In de sloppenwijken van Ecuador hoor je de mensen tegen jou als evangelist wel eens uitroepen: ‘God heeft mij uit de modder gehaald dankzij jou. Dan zeg je als evangelist: ‘Het is niet dankzij mij, maar het is omdat God mij gestuurd heeft.’ In Nederland is dat besef misschien wel heel ver weg. Gaan wij niet vaak met een bepaalde routine naar de kerk? En lezen we Gods Woord niet vaak uit gewoonte? Beseffen we dat het niet gewoon is dat wij de Bijbel hebben? Bestaat ons oordeel niet hierin dat we betoverd worden door comfort?
Warnaar onderstreept dat oud-zendingswerkers en hun kinderen best bereid zullen zijn om na verloop van tijd nog eens te vertellen over hun ervaringen op het zendingsveld. Van Olst onderstreept dat het begrip wederkerigheid een belangrijk woord is. 'Als het goed is krijgen we ook iets terug van de kerken op het zendingsveld. En staan we er ook voor open om iets terug te ontvangen.'

Zendingskinderen

Voor de kinderen van Warnaar en Van Olst is het een hele omschakeling om terug te komen in een land dat zij eigenlijk niet goed kennen. Ze hebben soms een ideale voorstelling van het leven hier. Maar dat blijkt soms tegen te vallen. Zo was het voor hen erg verwarrend dat ze op de christelijke school medeleerlingen hoorden vloeken. Ook zagen ze hen met een sigaret achter hun oren en alcohol in de hand. Vol verbazing kwamen ze ermee thuis en zeiden: ‘En over de Heere praten ze niet!’ De verwachtingen die de kinderen hadden, vielen echt tegen toen ze hiermee geconfronteerd werden. Beide zendingsouders vinden het belangrijk om hun kinderen hierin goed te begeleiden. Van Olst: ‘Dat kan door hen te wijzen op het vreemdelingschap en erop te wijzen dat er ook hier problemen en moeilijkheden zijn. Uiteindelijk moeten we geen meeloper zijn, maar het gaat er voor ons allemaal over of we persoonlijk aan de voeten van de Heere terecht mogen komen.’
Goede begeleiding op school is ook heel belangrijk. Het is mooi dat die begeleiding ook gegeven is. Als het nodig is kunnen terugkerende werkers met hun gezin tegenwoordig ook begeleiding krijgen via een daarin gespecialiseerd bureau.

Eerder verschenen in Paulus 354 - november 2016