Soeboto's kerstfeest
Selamat siang! (Goedendag!)
Papoea is een eiland dat bij Indonesië hoort. Het is één van de 17.508 eilanden van Indonesië, maar er zijn slechts een paar echt grote eilanden waar veel mensen op wonen.
Soeboto’s kerstfeest
'Nee, in het afgelopen jaar is ons werk toch niet helemaal tevergeefs geweest', zei zendeling Stroom tegen zijn vrouw. 'Wat een zegen, dat de Heere hier nog heeft willen werken!' Hij keek door de deuropening van de hut naar buiten, waar de zon uitbundig stralend scheen over grauwe hutten en helder getint groen. 'En nu is het morgen alweer kerstfeest', zei hij peinzend. 'De tijd gaat snel.'
Zijn vrouw knikte. 'Komt Soeboto morgen ook nog? Heb je al met hem gepraat?'
De zendeling knikte. Zijn gezicht versomberde. Soeboto was een van de eersten geweest, die het heidendom de rug hadden toegekeerd. Wat was zijn leven veranderd! Van een geducht koppensneller werd hij een bekwaam jager. Aan de goden offeren deed hij niet meer. Aan de dansfeesten kon hij niet meer meedoen. En wat luisterde hij naar de eenvoudige prediking!
Maar toch... alles had hij nog niet los kunnen laten: in zijn hut hingen nog steeds de gesnelde koppen en in een hoek stond ook nog het kleine, geïmproviseerde, nu ongebruikte altaar... Hoe vaak had de zendeling hem al gevraagd die waardeloze dingen te verbranden? Ook gisteren weer, toen hij nog met hem gesproken had. Maar Soeboto durfde niet. Zijn ogen keken de zendeling dan angstig aan en zo gauw mogelijk probeerde hij weg te komen.
'Soeboto', had hij gisteren tegen hem gezegd, 'nu vieren we over twee dagen het feest van de geboorte van Toean Jezus. Je hebt al vaak gezegd dat je Hem wilt dienen en liefhebben en er is gelukkig al veel veranderd in je leven. Maar er is één ding, wat nog beslist niet goed is: er is nog zoveel van je oude godsdienst in je hut. Hoe kun je nu straks dat grote feest meevieren, als in je hut dingen blijven staan, waarmee je de Heere verdriet doet? Je kunt je hart niet in tweeën delen: de Heere wat en de oude goden wat. Toean Jezus wil je héle hart.'
Soeboto had hem angstig aangekeken en... was weggelopen.
'Soeboto durft nog steeds niet', zei hij zuchtend tegen zijn vrouw. 'Ik ben benieuwd, of hij morgen komt.'
In het kleine kerkje vertelde zendeling Stroom zo eenvoudig mogelijk het Kerstevangelie. Er waren meer mensen, dan hij had durven hopen. En... Soeboto was ook gekomen! In een donker hoekje zat hij in elkaar gedoken te luisteren.
De donkere gezichten keken de witte man vol aandacht aan. Hij schilderde de armoedige omstandigheden, waarin de Heere Jezus geboren werd. Hij, de Zoon van God, in een beestenstal. Zóveel deed Hij voor Zijn Kerk! Dringend stelde de zendeling de vraag: had Toean Jezus dan geen recht op ons hele hart? Was hij dan niet waard om Hem te dienen met alles wat we hadden? Was het niet vreselijk Hem verdriet te doen door de afgoden te dienen?
De zendeling keek naar de ineengedoken figuur in de donkere hoek. Hij vertelde van die grote en onbegrijpelijke liefde, dat Gods Zoon voor slechte mensen naar de aarde kwam, om hen met Zijn bloed te kopen. Was het niet vreselijk Hem verdriet te doen door de afgoden te dienen?
Er kwam beweging in die stille figuur. Hij sprong overeind, zo plotseling, dat de zendeling er nog van schrok. Soeboto!
'Toean!' zei hij met trillende stem. 'Het moet verbrand worden.'
De mensen keken verbaasd naar hun dorpsgenoot, maar de zendeling begreep hem. 'Dat moet je dan straks meteen maar doen, Soeboto.'
Even was het stil.
'Dat durf ik niet, toean', klonk het toen angstig.
Even voelde de zendeling iets als teleurstelling. 'Zal ik het dan maar doen?' vroeg hij toen. De man knikte blij en ging weer zitten. Kort vertelde de zendeling wat Soeboto en hij na de kerkdienst zouden gaan doen.
En wat hij verwacht en gehoopt had, gebeurde: na afloop van de dienst ging iedereen mee. Bij de hut van Soeboto vormden ze een grote kring. In doodse stilte bracht de zendeling de zwartgerookte schedels en het kleine altaar naar buiten. Hij legde er wat takken bij en stak het hele geval aan. Naast zich hoorde hij een diepe zucht. Soeboto keek hem dankbaar aan.
'O, toean, ik ben toch zo blij', zuchtte hij opgelucht.
Plotseling waren er nog meer mensen, die het voorbeeld van Soeboto wilden volgen. Maar... de toean moest dan zelf alles uit de hutten halen.
De zendeling liep blij en onvermoeibaar heen en weer. Hoe meer hij in het vuur kon gooien, hoe liever het hem was. Om het vuur heen stonden de dorpelingen. Ze merkten opgelucht dat het echt waar was, wat de witte man hun altijd had verteld: de geesten van de gestorvenen namen geen wraak!
Geschreven door mevrouw A. Vogelaar-van Amersfoort