Wie leert Albanese kinderen over God?

Willemien en Gerdine vertellen over het jeugdwerk in Albanië


Weten dat er een God bestaat, maar Hem toch niet kennen. Dat is de werkelijkheid bij veel kinderen en jongeren in Albanië. Willemien van Schothorst en Gerdine Zoeteman willen hun daarom vanuit de Bijbel vertellen Wie Hij is. Zij geven een inkijkje in het jeugdwerk.

Door Liesbeth de Jongste

Willemien is sinds 2014 in Albanië werkzaam als begeleider jeugd- en vrouwenwerk. Gerdine is begin juli uitgezonden en zal na haar taalstudie als jeugd- en vrouwenwerker aan de slag gaan. Ondertussen draait ze al mee in het jeugdwerk. Voor elke leeftijdscategorie zijn clubs opgericht in de verschillende plaatsen waar zendingswerk wordt verricht. De kinderclub is voor kinderen van groep drie tot en met acht. Daarnaast is er jongerenwerk met vaak aparte groepen voor tienerjongens en -meiden.

Uit het hoofd

Hoe ziet een doorsnee clubmiddag voor kinderen eruit? Willemien en Gerdine: ‘Op zondagmiddag komen tegen drieën de eerste kinderen binnendruppelen. Ze plakken een sticker bij hun naam en tellen altijd even hoe vaak ze al zijn geweest. We zingen een aantal liederen met elkaar en proberen elke maand een nieuw lied aan te leren. Omdat veel kinderen nauwelijks weten wat bidden is, besteden we daar tijdens de kinderclub veel aandacht aan. Regelmatig herhalen we de vragen: ‘Tot Wie bidden we?’ ‘Waarom bidden we?’ en: ‘Waarvoor mogen we bidden of danken?’
Twee van de kinderen mogen na het bespreken van deze vragen een gebed doen. Op deze manier leren ze zelf bidden. We benadrukken daarbij dat je niet alleen in de kerk, maar ook thuis mag bidden.
Na de opening volgt een Bijbelles die bestaat uit een Bijbelverhaal en het aanleren van een tekst. Het is mooi om te zien dat de kinderen op deze manier al heel veel Bijbelkennis hebben opgedaan en veel teksten uit het hoofd kennen. Juist omdat de kinderen gewend zijn veel uit het hoofd te leren, pakken ze dit makkelijk op. Zo kennen ze bijvoorbeeld heel Psalm 121.
Na een korte pauze met iets lekkers volgt een klein spelletje met de hele groep, zoals bijvoorbeeld stoelendans, ezeltje prik en andere korte groepsspelletjes. Na ruim een uur ronden we de clubmiddag af met dankgebed en gaan de kinderen weer naar huis.’

Sleutel

Natuurlijk is het belangrijk om kinderen en jongeren voor de clubs te werven. Willemien en Gerdine geven aan dat relaties aangaan daarvoor de sleutel is. Zij vertellen: ‘Relaties zijn in Albanië erg belangrijk. We proberen er voor de jongeren te zijn, naar hen te luisteren en hun warmte te bieden. Een goede band en gezelligheid trekt kinderen en jongeren aan. We maken aan het begin van het seizoen bekend wanneer de clubs weer beginnen. Het is mooi om te zien dat kinderen elkaar stimuleren om te komen. Op de meisjesclub zijn er meisjes die hun vriendinnen meenemen. Natuurlijk ontbreekt tijdens een activiteit ook een lekkere versnapering of een spelletje of knutselmoment niet.’
Dat laatste heeft wel een risico in zich. ‘In de Albanese cultuur ontstaat snel het gevaar dat mensen komen om iets te krijgen. We kennen veel situaties waarin deelname aan activiteiten enorm terugliep wanneer er niets of minder uitgedeeld werd. Tijdens de verschillende activiteiten proberen we daarom dicht bij het Woord te blijven.’
Relaties zijn ook op een andere manier van betekenis in het jongerenwerk: ‘Het is onze wens dat we families bereiken. Kinderen zijn daarvan een onderdeel en tegelijkertijd zijn zij de brug naar hun ouders en grootouders. We proberen ouders te betrekken bij de activiteiten door hen bijvoorbeeld uit de nodigen voor het kerstfeest. Bij bijzondere situaties in het gezin zoals een overlijden brengen we hun een bezoek. Op deze manier proberen we elke keer weer de relatie met de ouders te versterken. Juist vanuit de relatie met de mensen kan er openheid komen voor het Woord.’

Geen garantie

Het investeren in contact met de ouders heeft effect, maar is geen garantie voor succes. Willemien en Gerdine: ‘Over het algemeen merk je enthousiasme bij de kinderen en jongeren en ontstaat een band met hen. Wel wisselt het aantal jongeren. We bedenken altijd weer dat het niet gaat om grote aantallen. Uiteraard is er ook altijd een randgroep van kinderen en jongeren die meekomen met degenen die trouw komen en later weer wegblijven. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom ze wegblijven. We zien bijvoorbeeld dat jongeren in een bepaalde vriendengroep functioneren waarin naar de kerk gaan als niet stoer wordt gezien. Ze hebben het Woord gehoord, maar zijn er toch niet door geraakt. Het doet pijn om jongeren te zien afhaken.’
Uiteindelijk is het iets anders dan de relatie dat de doorslag geeft om te blijven komen. Willemien en Gerdine: ‘Het vraagt om een keuze om wel te komen. We zien dan juist mooie dingen gebeuren. We zien jongeren die het Woord opzuigen en in hun leven laten blijken dat ze Gods Woord serieus nemen. Het is voor ons niet te verklaren dat een jongen in een zondagse bijeenkomst is en daarvoor zijn voetballende vrienden laat schieten. Juist daarin zien we dat we geen logisch werk doen, maar de Heere in al deze dingen Zijn hand heeft.’

Grote onwetendheid

Willemien en Gerdine ervaren dat het doorgeven van de Bijbelse boodschap hoognodig is. Er is onder Albanezen grote onwetendheid. Willemien en Gerdine: ‘Veel Albanezen geloven wel dat er een hogere macht is, die vaak ook ‘Heere’ genoemd wordt. Maar Wie Deze God is, weten ze niet en ze houden er geen rekening mee in het vormgeven van hun leven. Vaak zie je dat mensen in moeilijke momenten op zoek gaan naar een hogere macht en bijvoorbeeld een tempeltje van de Bektashi (een stroming binnen de islam) bezoeken. Er is veel aandacht voor bovennatuurlijke zaken zonder dat de God van de Bijbel daarin erkend wordt.’ Ouders geven dat door aan de kinderen. ‘De kinderen die op de clubs komen, beseffen meestal wel dat God bestaat, maar weten niet Wie Hij is.’
Soms mondt de godsdienstige opvatting van de ouders uit in tegenstand. Willemien vertelt over Klesta, een meisje van acht: ‘Klesta kwam samen met haar vriendinnen altijd trouw naar de club. Op een keer was ze er niet. De les was al begonnen toen er ineens iemand door het raampje gluurde. Het was Klesta. Toen iemand van de clubleiding naar de deur ging, liep ze snel weg. Terwijl ik mijn Bijbelles gaf, zag ik het gebeuren.
Na afloop spraken we er als clubleiding nog even over na. We wisten niet waarom Klesta niet binnenkwam. Later in die week kwam ik Klesta een paar keer tegen, maar steeds ontweek ze me. De clubmiddag erna was ze er weer niet. Ik vroeg aan haar vriendinnen waar Klesta was. En toen werd het ineens helder. Haar moeder gaat regelmatig naar een Bektashi-tempeltje en had gezegd dat Klesta niet meer naar de kerk mocht. Haar zus heeft thuis gezegd dat ze in de kerk allemaal onzin vertellen. Gelukkig maken we af en toe weer een praatje met Klesta en laten we haar merken dat we van haar houden. Voor de Heere is ze niet onbereikbaar!’

Groter doel

Het jeugdwerk in Albanië staat niet op zichzelf. Het is gericht op een groter doel. Willemien en Gerdine leggen uit: ‘Het kinder- en jongerenwerk is een duidelijk onderdeel van gemeentevorming. Daarom proberen we via het jeugdwerk ook families te bereiken. Het is onze wens dat er zo op termijn gemeenten ontstaan van gereformeerd belijden.’
Het streven naar gemeentevorming betekent ook dat in de ideale situatie de zendingswerker uit Nederland niet meer nodig is voor het jeugdwerk. ‘De gemeente van Delvinë bevindt zich in een opbouwfase en is op weg naar instituering. Je ziet dat de leden van de gemeente en trouw betrokken jongeren verantwoordelijkheid dragen en bijvoorbeeld de kinderclub zelfstandig leiden.’
Dat ligt in Durrës en Tepelenë anders. Daar wordt het kinderwerk nu nog voornamelijk door de jeugd- en vrouwenwerker gedaan. ‘In Durrës zijn er twee jongeren uit de wijk betrokken bij het kinderwerk. Zij leren op een laagdrempelige manier hun bijdrage te leveren aan de gemeente. In Tepelenë zien we ernaar uit dat een dergelijke situatie ook ontstaat, maar wordt op dit moment nog niet samengewerkt met bezoekers van de gemeente. Wanneer bezoekers trouw worden en toegroeien naar lidmaatschap zullen zij ook een taak krijgen in de gemeente. Ze kunnen dan bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan het kinderwerk. Op dat moment wordt de taak van de zendingswerker steeds meer het coördineren en begeleiden en zal de plaatselijke gemeente het werk steeds verder zelf oppakken.’

Lange adem

Op dit moment kunnen veel taken van de zendingswerkers nog niet worden overgedragen. Sterker nog, Willemien en Gerdine noemen als grootste zorg dat er te weinig werkers zijn: ‘We zien ernaar uit om in Tepelenë het werk verder uit te breiden. Maar we komen handen te kort. We zouden graag een nieuwe werker verwelkomen.’
Willemien richt zich tot de lezers van Paulus: ‘Roept de Heere om te gaan?’ Het jongerenwerk vergt volgens Willemien en Gerdine geduld: ‘Zendingswerk is werk van lange adem. Wanneer je direct resultaat op je werk wilt zien, raak je hier wellicht snel teleurgesteld. In de Bijbel lezen we dat de Heere Jezus Zijn Koninkrijk vergelijkt met zuurdesem. Langzaam maar heel zeker komt het tot zijn doel. Elke keer weer mogen we het Woord zaaien en het daarna weer in de hand van de Heere terugleggen. Dat is een grote verantwoordelijkheid en tegelijkertijd geeft het ook rust. Het is uiteindelijk niet ons werk. Het is onze taak om elke keer weer op zoek te gaan naar mogelijkheden om zaad te strooien, maar de HEERE zal Zelf het werk doen. Dat proberen we onszelf voor ogen te houden, juist ook op momenten dat het moeilijk is, bijvoorbeeld als er weinig jongeren zijn, of als je het idee hebt dat het Woord de harten niet raakt.’

Zendingswerker onder je vriendinnen

Teuta is actief op de meidenclub. Samen met haar vriendin is ze altijd stipt op tijd en begroet ons dan met een stevige omhelzing. Vandaag begint ze gelijk te vertellen…
‘Gisteren was er een vriendin bij me en zij zag mijn Bijbel liggen. Ze zag ook het boekje Brug naar Markus liggen, dat ik net uit heb. Je snapt wel dat ze meteen vroeg wat dat was. Ik schaamde me eigenlijk een beetje, maar vertelde dat het een boekje over de Heere Jezus is. Ze pakte het en begon erin te bladeren. Ik wist eigenlijk niet zo goed wat ik ermee aan moest, maar zei: ‘Als je het wilt lezen, mag je het wel lenen.’
Vanmorgen op school vroeg ik aan haar of ze er al in gelezen had. Ze liet zien wat ze gelezen had, maar vertelde meteen dat ze heel veel dingen nog niet begreep. En weet je… ik snap het zelf niet, maar ik ging dingen uitleggen die ik eigenlijk zelf ook nog niet goed begreep. De woorden kwamen gewoon uit m’n mond. Ja, ik snap niet hoe, maar het gebeurde gewoon.’
Vol verwondering kijkt Teuta me aan en ik vraag haar: ‘Hoe denk je dat dat komt…?’
Samen komen we tot de conclusie dat het de Heere is Die haar hielp om van Hem te getuigen. ‘Teuta, jij bent een zendingswerker onder je vriendinnen!’

Eerder verschenen in Paulus 360 - januari 2018