Wonen en werken in gesloten gebieden

Zendingswerkers in Oost-Azië: wat drijft hen en waar lopen ze tegenaan?


Zo te zien is het druk op het zendingsbureau. De kapstok hangt vol met jassen. Naast de jassen van de medewerkers, hangen er nu ook vijf jassen van de werkers uit Oost-Azië. We spreken met hen over het zendingswerk in een gesloten land.

Door Jeanet Zuidweg

De overlegdagen zitten er voor Leah, Carina, Simon, Anita en Nicole bijna op. Fijn dat er, ondanks de volle agenda, gelegenheid is om met hen te bespreken hoe de Heere hun weg naar Oost-Azië heeft geleid en hoe hun werk verschilt met dat op andere velden.

Teamoverleg

De omstandigheden van deze werkers plaatsen hen voor vragen. Hoe vorm je bij voorbeeld een team terwijl je elkaar niet vaak ziet, ver uit elkaar woont en niet open over doelstellingen en ervaringen kunt communiceren? Omdat elke werker zelfstandig functioneert en steeds op zichzelf teruggeworpen wordt, vraagt het team-zijn extra aandacht.
In de afgelopen dagen zijn veel persoonlijke gesprekken gevoerd en gezamenlijk thema’s besproken. Open communicatie en afspraken zijn nodig voor een goed team. Maar wat doet het met jezelf en onderling als je weet dat álle communicatie gecheckt kan worden? Het is nodig om een visie te hebben op het werk, maar vragen de veranderende (lokale) omstandigheden in het land en de sterk wisselende mogelijkheden om over Gods Woord te spreken toch niet vooral flexibiliteit van de werkers? Welke doelen stel je als gemeentevorming verboden is? Welke activiteiten kun je samendoen? Genoeg stof voor overleg.

Een oproepje

De uitgezondenen zijn geen bijzondere mensen maar hun omstandigheden vragen wel bepaalde eigenschappen en duidelijkheid over de roeping. Daarover vertellen de werkers ook het een en ander.
Leah vertelt hoe haar weg naar Oost-Azië eruit zag: ‘Ik ben in Oost-Azië terechtgekomen door een oproepje van jaren geleden in De Saambinder. ZGG riep toen mensen op die een beroep in Oost-Azië uit wilden oefenen.’ Nicole vult aan: ‘Die oproep heb ik destijds ook gezien. Als voorbeeld werd genoemd: werken als docent Engels. Ik hoopte dat iemand anders op de oproep solliciteerde. Toen ik de advertentie later niet meer zag en hoorde dat er andere mensen aangenomen waren, was ik blij. Ik voelde de nood, maar ik zocht allerlei redenen om niet te gaan. Later ben ik toch bij ZGG terechtgekomen. De Heere bracht me op een punt dat ik bereid was om te gaan. Toen werd het mijn gebed of Hij het wilde bevestigen en deuren wilde openen wanneer het Zijn wil was. Nu zou ik niet eens meer terug willen. Het is daar echt mijn thuis geworden. Dat de Heere dat geeft, zie ik als een bevestiging. Ondanks tekortkomingen maakt Hij plaats voor mij. Dat is en blijft een wonder.’

Verlangen

Anita vervolgt het gesprek: ‘Bij mij ligt het iets anders. Van jongs af aan had ik dat verlangen. Van mijn veertiende tot mijn zestiende jaar heb ik gebeden: ‘Heere, mag ik het zeker weten wat Uw weg is. Mag ik het zeker weten als ik in Nederland moet blijven, maar ook als ik naar het buitenland moet?’ Toen heeft de Heere duidelijk gesproken met Psalm 45: ‘Hoor, o Dochter! en zie, en neig uw oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis.’ Er was geen twijfel. Ik wist dat ik naar het buitenland moest gaan. Een tijd lang dacht ik nooit aan een specifiek land. Ik geloofde dat de Heere dat op Zijn tijd aan zou wijzen. Toen ik hoorde over mensen die in Oost-Azië werkten, kreeg ik het heel benauwd. Toen heb ik gebeden: ‘Heere, ik wil overal heen, maar niet naar Oost-Azië.’ Dat zag ik niet zitten. Na die tijd kwam ik, via vrijwilligerswerk, in aanraking met asielzoekers uit Oost-Azië. Ik dacht: Zo kom ik vast met een andere cultuur in aanraking. Op hetzelfde moment worstelde ik veel met de vraag of de Heere ook mijn persoonlijke Zaligmaker wilde zijn. Toen zó duidelijk werd dat Zijn Naam Jezus is en dat ik mocht weten dat Hij voor mij als zondaar naar deze aarde kwam, werd het voor mij: Zou ik dan voor Hem niet naar Oost-Azië gaan? Na mijn stage daar werd heel duidelijk dat ik daarheen terug moest voor die geestelijke nood.’

Verbondenheid

Ook Carina had al heel lang het verlangen om de zending in te gaan: ‘Voordat ik in Oost-Azië ben gaan studeren, was ik er al een paar keer kort geweest. Ik voelde verbondenheid met de mensen daar. Ook voelde ik de nood van de zielen. De periode na de korte bezoeken aan Oost-Azië was voor mij een zoektocht. Ik besefte dat het niet per se makkelijk was om te vertrekken naar het zendingsveld. Ik dacht: Ik moet echt weten dat de Heere mij daar hebben wil, zodat ik ook ergens op terug kan vallen. Daarin heeft de Heere uiteindelijk duidelijk gesproken. Toen wist ik dat het de bedoeling was dat ik ging. Het verlangen is er om iets van het licht van het Evangelie door te mogen geven.’

Worstelingen

Bij Simon verliep de weg naar Oost-Azië weer anders: ‘Ik was niet zo bezig met Oost-Azië en ook niet met zending. Ik liep echter wel met de vraag rond over werken in Gods Koninkrijk. Duidelijkheid hierin had ik niet. De nood werd groot toen de weg die geopend leek, toegesloten werd. Ik zei tegen de Heere: ‘Misschien heb ik wat gemist, maar ik weet de weg niet.’ De zondag erop werd zending met kracht op mijn hart gebonden. ’s Maandags werd het bevestigd. Dit gaf vrijmoedigheid om een kort briefje te schrijven naar de secretaris van het zendingsdeputaatschap. In een gesprek daarna passeerden allerlei vacatures en velden, maar ik werd er niet warm of koud van. Op het moment dat ik wilde zeggen: ‘Dan heb ik hier niets te zoeken,’ vertelde de directeur over het veld in Oost-Azië waarover je eigenlijk nooit leest. Dat sloeg bij mij in. Ik ben het nooit meer kwijtgeraakt. Vanaf dat moment is de weg duidelijk geweest tot vandaag toe.’

Gods leiding

Dat betekent niet dat het altijd rustig is. ‘Er zijn momenten dat ik het niet zo met Gods leiding eens ben.’ Simon legt uit: ‘De Heere leidt je, dat mogen wij ook zien. Vaak zie je het achteraf duidelijker. Als de weg duidelijk is waar de Heere ons hebben wil, kunnen we zo tegenstribbelen. Op andere momenten weten we de weg niet. Maar de Heere zal er toch voor zorgen dat Hij ons op die plaats brengt waar Hij ons hebben wil. Ik moet vaak denken aan de woorden dat voorspoed niet hetzelfde is als Gods gunst. We moeten altijd maar vragen of onze weg in Gods gunst is. Dat weet je vaak achteraf als de Heere een bevestiging geeft. Je krijgt het niet op een briefje. In wegen van worsteling word je geleid en gedragen. De Heere geeft de dingen die wij nodig hebben altijd precies op tijd.’

Opmerkzaam hart

Carina vult Simon aan: ‘Ik vind het erg bemoedigend dat er onverwachtse situaties zijn waarin ik mag zien dat de Heere werkt. De vrucht is niet afhankelijk van mij.’ Leah herkent dat: ‘We moeten vragen of we gelegenheden die we krijgen niet ongemerkt voorbij laten gaan.’ Simon: ‘We hebben een opmerkzaam hart nodig.’ Tussen gelegenheden en eigen verantwoordelijkheid ligt soms een spanningsveld. Leah: ‘Soms zijn er momenten dat je weet: Dit is iets wat ik krijg. Soms heb ik gelegenheden voorbij laten gaan. Situaties waarin ik me liet leiden door angst. Later denk je: Ik heb niks gezegd, maar is dat verstandig geweest? Is dat wat de Heere van mij vroeg? Die gelegenheid had ik juist moeten gebruiken.’
Nicole: ‘Er zijn momenten waarin je weet: dit mag ik niet voorbij laten gaan. Ze verduidelijkt dit met een voorbeeld: ‘Recent had ik een ontmoeting met een moslim. Ik kreeg een uitnodiging om met een groepje studenten bij hem te komen eten. De man vertelde mij dat hij in het vuilnis een Bijbel had gevonden. Hij vertelde: 'Dit is niet mijn heilige boek, maar ik weet dat het een Boek is dat voor jou heel belangrijk is.' Toen vroeg ik wat hij er mee had gedaan. Hij zei: 'Het ligt naast mijn kussen op mijn bed. Als ik ’s nachts niet kan slapen, lees ik erin.' Uit het gesprek kon ik merken dat hij dat echt deed. Sindsdien komt hij regelmatig langs. Hij is belangstellend. Waar dat zal eindigen weet ik niet, maar het zijn mooie momenten dat je met hem verder kunt spreken over Gods Woord. Dat zijn bemoedigende momenten die de Heere geeft.’

Overeenkomsten en verschillen

Zijn er grote verschillen met zendingswerk in andere landen? Nicole vindt van wel: ‘Om voor Oost-Azië een visum te krijgen, is het noodzakelijk dat je werk vindt. Dat is in andere situaties anders.’ Ook Anita ziet een verschil: ‘Op andere velden kom je voor het uitdragen van Gods Woord en dat weet men. Wij komen gewoon als individu binnen. Mensen weten wat voor werk ik doe en verder niets.’ Anita vertelt dat ze heel blij is dat ze geen fulltimebaan heeft en daarom de tijd heeft om mensen te ontmoeten. Zij ziet daarbij uit naar diepgaande gesprekken. Anita heeft veel contacten met haar buren en andere mensen. Voor Carina was het best een omschakeling om het netwerk van de kerk en de verenigingen te missen. Toch ervaren alle werkers dat ze niet alleen zijn. ‘De Heere is er. Dat is het belangrijkste. Hij zorgt ook voor mensen om ons heen.’
De werkers in Oost-Azië ontmoeten elkaar vier keer per jaar. Eén van de vier keer is het een langere ontmoeting tijdens een lang weekend. De andere keren praten ze elkaar bij onder het genot van een kopje koffie en een gezamenlijke maaltijd. Omdat de afstanden tussen de woongebieden groot zijn, overnachten ze dan ook bij elkaar. Carina: ‘Je moet wel tevreden zijn met een minder luxe slaapplaats op een bank of op de grond.’
Op dit moment is er nog een openstaande vacature voor een echtpaar. Leah: ‘Tijdens mijn reis naar Nederland moest ik denken aan de uitdrukking: ‘De Heere gebruikt een kromme stok om een rechte slag te geven.’’ Daarmee wil ze onderstrepen dat de Heere in zichzelf ongeschikte mensen juist kan gebruiken.

Eerder verschenen in Paulus 352 - mei 2016