God is ons land niet vergeten

Serie: Geestelijke nood 2013-2014 (3)

Feliks is 17 jaar en Tea is bijna 19 jaar. Allebei wonen ze in de Albanese stad Delvinë. Een jaar of tien geleden kwamen ze in aanraking met Gods Woord. Als christen zijn ze binnen de familie- en vriendenkring vaak eenling. Maar ze dragen de geestelijke nood van familie en volksgenoten op het hart.

Door Leendert-Jan de Visser

Feliks en Tea zijn jongvolwassen mensen geworden. Feliks zit nu op de belijdeniscatechisatie en hoopt over niet al te lange tijd openbare belijdenis des geloofs af te leggen. Jeugdwerker Nellie Keijzer sprak met deze jongeren.

Open

Het getuigt van moed om in Albanië tegenover je familie open te zijn over je geloof. Feliks is daar heel stellig in: 'Ik praat veel met mijn ouders over mijn geloof. Ik ben daar heel open over. Mijn moeder vindt het fijn om er over te praten en waardeert de hoge moraal die de Bijbel heeft. Maar als we over de wonderen in de Bijbel spreken, kan ze dat niet geloven. Toch vraagt ze wel regelmatig of ik een stukje uit de Bijbel wil voorlezen. Met m’n vader is het anders. Hij gelooft wel dat er een God is, maar verder zegt hij dat de religies verzinselen van mensen zijn.'
En hoe is dat bij Tea? 'Ik heb thuis weinig problemen ondervonden. Toen mijn vader nog leefde, ondervond ik wel tegenstand van hem. Hij stierf enkele maanden geleden. Ik kon er niet met hem over praten en hij verbood me ook verschillende keren om naar de kerk of de jeugdvereniging te gaan. Toen hij ernstig ziek lag en niet meer kon praten zat ik naast z’n bed en heb voor hem gebeden. Ik dacht: nu kan het nog. Hij leeft nog. Hij begreep het en pakte mijn hand vast. Met mijn moeder en mijn broers praat ik vrij over mijn geloof. Mijn moeder komt nu zelf ook regelmatig naar de kerk en mijn broers naar de jeugdvereniging of kinderclub.' 
Albanië was tot voor kort een atheïstische staat. Dat is gelukkig verleden tijd. Ook reformatorische christenen worden nu erkend. Tea vertelt over deze overgang: 'Door middel van tijdschriften en krantjes weten we dat we met veel meer christenen zijn in Albanië. Dat geeft moed. De vrijheid die we nu hebben is om dankbaar voor te zijn. Toch zou die vrijheid ook z’n grenzen moeten hebben. Zo vind ik het moeilijk dat bijvoorbeeld Jehova’s Getuigen ook die vrijheid krijgen. Ik begrijp dat het moeilijk is om grenzen vast te stellen, maar toch…'

Verandering

Feliks is dankbaar en bezorgd tegelijk. 'De mentaliteit van oudere mensen is anders. Zij zeggen dat er geen God is. Anderen zeggen wel te geloven, maar gooien heidense gewoonten en het geloof in God op één hoop. Dit komt alleen maar voort uit angst. Het is vooral de jongere generatie die veranderd is. Het wonderlijke is dat zij die tot God zijn bekeerd dat al jaren lijken te zijn, terwijl we nog maar een korte tijd geloofsvrijheid hebben en niet zoals in andere landen honderden jaren. God heeft echt grote dingen gedaan in Albanië. Hij is ons niet vergeten.'
Het is een stukje geestelijke nood die Feliks tekent: 'Het is hier erg moeilijk. Niet alleen hier in Albanië, maar op de hele Balkan. We zijn erg hoogmoedig. Als je tegen iemand zegt dat wanneer iemand je op de ene wang slaat je hem ook je andere wang moet toekeren, dan lachen ze wat en zeggen dat dit onmogelijk is. Ook al zegt de Bijbel het ons, het geldt niet voor een Albanees! Zo wordt er gepraat. Er is ook veel wereldgelijkvormigheid, zeker in de steden. Wat we nodig hebben, zijn toegewijde mensen.'

Eerder verschenen in Paulus 337 - september 2013

Lees ook de andere artikelen in deze serie
Strijd om aandacht op Papoea (1)
Gemeente 'De Toevlucht' mist een herder (2)
Presteren voor familie en toekomst (4)
De offers van de hindoe (5)