Betekent 'Allah' God?

Het vertalen van Gods Naam voor christenen en moslims in Indonesië


Serie: vragen voor vertalers (3)

Is het goed en toegestaan om de uitdrukking ‘Allah’ te gebruiken in Bijbelvertalingen? Is dat een aanpassing van de Bijbel aan de islam en de Koran? Of zijn er goede en belangrijke redenen om de naam ‘Allah’ toch te gebruiken?

Door Dick Kroneman

De meeste Bijbelvertalingen in het Indonesisch en in het Maleis gebruiken de uitdrukking ‘Allah’ voor God (Elohim in het Hebreeuws). Zo luidt het eerste Bijbelvers in de Indonesische Nieuwe Vertaling: ‘Pada mulanya Allah menciptakan langit dan bumi’: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’ (Genesis 1: 1).
Het gebruik van het woord ‘Allah’ roept soms vragen op. Wordt Elohim hier nu zomaar vertaald met ‘Allah’? Wordt hier op onkritische en ongepaste wijze een isgelijkteken gezet tussen de God van de Bijbel en de god van de islam? Hebben de bijbelvertalers van deze en andere vertalingen zich klakkeloos aangepast aan de taal van de Koran?
De vraagtekens worden misschien nog groter, wanneer men ontdekt dat de uitdrukking ‘Allah’ ook is overgenomen als een leenwoord in veel lokale talen in Indonesië en elders in de wereld. Zo wordt de uitdrukking ‘Allah’ bijvoorbeeld ook in de Yali-Bijbel gebruikt en in de Bijbelgedeelten die al vertaald zijn in de Nipsan-taal.

Aramees

Er is echter geen reden voor verontrusting. Het Arabische woord ‘Allah’ is taalkundig nauw verwant aan de Hebreeuwse Godsnaam Elohim (God). Via het Aramees is deze naam in het Arabisch terecht gekomen. Lang voordat de islam ontstond op het Arabische schiereiland, werd de uitdrukking ‘Allah’ al gebruikt door christenen ter plaatse om te verwijzen naar de God van de Bijbel.
De uitdrukking ‘Allah’ kan dus evengoed verwijzen naar de God van de Bijbel als naar de god van de Koran. Wanneer christenen in Indonesië en elders de uitdrukking ‘Allah’ gebruiken, verwijzen ze daarmee naar de God van de Bijbel. En wanneer moslims de uitdrukking ‘Allah’ gebruiken, verwijzen ze daarmee meestal naar de god van de Koran.
Het is vergelijkbaar met de manier waarop wij in het Nederlands het woord 'god' gebruiken. Het woord 'god' kan verwijzen naar de God van de Bijbel of naar de god van de Koran. Verder kan de uitdrukking ook verwijzen naar andere goden, zoals de Kanaänitische god Baäl of de Griekse god Zeus. Wanneer het hierbij duidelijk om afgoden gaat, gebruiken we in de spelling van het woord god geen hoofdletter.

President

Eenzelfde woord of uitdrukking kan taalkundig gezien verwijzen naar verschillende personen. Zo kan een aanduiding als ‘de president’ naar heel verschillende personen verwijzen, afhankelijk van de situatie en van de doelgroep aan wie deze woorden gericht zijn. Amerikaanse staatsburgers zullen daarbij in de eerste plaats denken aan president Trump, terwijl de Russen in eerste instantie zullen denken aan hun eigen staatshoofd, president Poetin. In beide gevallen wordt dezelfde uitdrukking gebruikt (‘de president’). Dat betekent echter allerminst dat president Trump en president Poetin dezelfde persoon zijn, dezelfde ideeën hebben, of dezelfde macht hebben.
Op een vergelijkbare manier heeft de naam ‘Allah’ een andere betekenis voor christenen dan voor moslims. Christenen vullen hun begrijpen van God en hun omgang met God in vanuit de Bijbel, terwijl moslims hun godsbegrip invullen vanuit de Koran. Tussen beide godsbeelden bestaat enerzijds overeenkomst (God als Schepper en Rechter; Gods barmhartigheid, enz.). Anderzijds zijn er ook wezenlijke verschillen zoals de belijdenis van God als Vader en Jezus als de Zoon van God.

Context

Het is belangrijk dat ook in Bijbelvertalingen voor moslims de uitdrukking ‘Allah’ voor God (Elohim) gehandhaafd blijft. Op deze manier kunnen verkeerde voorstellingen over God het best gecorrigeerd worden. Wanneer moslims de Bijbel lezen of horen, komen ze er gaandeweg achter dat het Bijbelse godsbeeld op beslissende punten anders is dan het godsbeeld in de Koran.
Woorden en namen krijgen altijd pas kleur en betekenis als ze in een bepaalde context worden gebruikt. Zo is het niet alleen met de aanduiding ‘Allah’ in het Indonesisch, maar ook met het woord God in het Nederlands. Mensen kunnen hetzelfde woord gebruiken, maar er totaal iets anders mee bedoelen. Aan de andere kant kan de overeenkomst in taalgebruik wel dienen om een brug te slaan van communicatie en herkenning, met het doel om misverstanden te corrigeren.
Vanuit de vernieuwende context van het Woord van God kunnen oude, verkeerde voorstellingen van God een nieuwe, Bijbelse invulling krijgen. Daarbij is het verlichtende en hartvernieuwende werk van de Heilige Geest onmisbaar.

Inheems of leenwoord

In veel Bijbelvertalingen in de binnenlanden van Papoea wordt de uitdrukking ‘Allah’ ook gebruikt voor God. De vertalers van het Una Nieuwe Testament (gepubliceerd in 2007) kozen echter voor een wat andere oplossing. Zij gebruiken de uitdrukking ‘Er Imtamnyi’ (‘Hij Die in de hemel is’) voor God. Dit doen zij zowel in het Nieuwe Testament als in het Oude Testament, waaraan zij momenteel nog bezig zijn. De achtergrond van deze vertaalkeuze was niet zozeer de angst voor mogelijke mosliminvloeden. De vertaalkeuze was vooral ingegeven door het motief van taalpurisme. Men wilde in dit geval liever een inheemse uitdrukking gebruiken dan een leenwoord.

Conclusie

In Indonesië en elders worden de Bijbelse woorden voor God vaak vertaald als ‘Allah’. Dit betekent allerminst dat deze vertalingen zich proberen aan te passen aan het taalgebruik van de Koran. Het betekent ook niet dat in de opvattingen van de vertalers de God van de Bijbel en de god van de Koran identiek zijn.
De betekenis van de naam ‘Allah’ wordt voor een belangrijk deel bepaald door het verband waarin deze naam fungeert. Voor christenen heeft deze naam in de eerste plaats een Bijbelse betekenis. Voor hen is ‘Allah’ niet alleen de Schepper van hemel en aarde. Hij is ook de God van het verbond met Israël en de Vader van de Heere Jezus Christus. ‘Allah’ verwijst naar de Drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest.

 

Al eeuwenlang 'Allah'

In Indonesië wordt de God van de Bijbel al vele eeuwenlang aangesproken als ‘Allah’. In de oudste Maleise Bijbelvertaling, van de hand van Albert Cornelisz Ruyl in 1629, die zelfs een paar jaar ouder is dan onze Statenvertaling, lezen we bijvoorbeeld in Mattheüs 1: 23 de volgende tekst: ‘Liatlah saurag anak darah jadi berbonting, makka dian’ja ada beranak sa-anak laki-laki, makka angkou memmerin’ja namma Emanuel, artin’ja Allahu serta segala kita.’ (‘Ziet, een maagd zal zwanger worden, en een zoon baren, en u moet hem de naam Emmanuël geven, hetwelk betekent, God (= Allahu) is met ons’). Dit citaat laat duidelijk zien dat het gebruik van de Naam ‘Allah’ voor de God van de Bijbel teruggaat op een oude traditie.

Eerder verschenen in Paulus 357 - mei 2017

Lees ook de andere artikelen in deze serie
Een uitdaging voor bijbelvertalers (1)
Het luistert nauw (2)
Het verschil van één letter (4)